De kans dat Nederland een correctief referendum krijgt, lijkt zo goed als verkeken. Vandaag wordt er in de Tweede Kamer over gesproken. Zoals het er nu uitziet, zullen VVD, CDA en SGP tegen zo'n referendum stemmen dat burgers de mogelijkheid geeft een wet tegen te houden die al door de Eerste en Tweede Kamer is goedgekeurd. Voorstanders hopen op een stunt.
Over weinig onderwerpen wordt in Den Haag al zo lang zonder resultaat gesproken als over referenda. Vandaag wordt een nieuwe poging gedaan om het referendum op te nemen in de Grondwet. De Tweede Kamer debatteert over het zogenoemd: correctief referendum.
De politieke redactie beantwoordt vijf vragen.
1. Een correctief referendum, wat is dat eigenlijk?
Bij een correctief referendum kunnen burgers een wet die al door de Tweede en Eerste Kamer is aangenomen alsnog verwerpen, dus nietig verklaren. De uitslag van het referendum is bindend, het kabinet kan de uitslag niet naast zich neerleggen.
Mocht er bijvoorbeeld een nieuwe wet komen die regelt dat we op de snelweg nog maar 80 kilometer per uur mogen rijden, dan zouden burgers die daartegen zijn, dat kunnen terugdraaien met zo'n referendum. Dat kan overigens niet voor alle wetten: de referendumwet die voorligt, geldt bijvoorbeeld niet voor wetten die betrekking hebben op het koninklijk huis en wetten die betrekking hebben op de belasting, begrotingen of verdragen.
2. Wat zijn de spelregels voor zo'n referendum?
Elke burger kan, over elke wet die niet in één van de uitzonderingscategorieën valt, een referendum proberen te regelen. Daarvoor moet een vast aantal handtekeningen worden opgehaald. De uitslag van het referendum is rechtsgeldig als de zogenoemde 'uitkomstdrempel' wordt gehaald: het aantal mensen dat tegen de wet stemt, moet minstens even groot zijn als de helft van het aantal mensen dat stemde tijdens de Tweede Kamerverkiezingen.
Het is de vierde keer dat er een poging wordt gedaan om een correctief referendum in te voeren. In 1999, 2004 en 2017 sneuvelden eerdere pogingen om het voorstel voor zo'n referendum in de grondwet te krijgen. Deze laatste poging is een initiatief van voormalig SP-Kamerlid Ronald van Raak.
3. We hadden toch al ooit een referendum?
Ja, dat klopt. In april 2016 mochten we naar de stembus om te stemmen over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Maar 32 procent van de kiezers kwam voor dat referendum naar de stembus en ruim 60 procent van hen stemde tegen het verdrag.
De uitslag was daarmee rechtsgeldig, maar het was een raadgevend referendum. Het kabinet was dus niet gebonden aan de uitkomst. In de praktijk voelde het kabinet wél de druk en besloot na de afwijzing niet tegen het hele verdrag te stemmen, maar met een inlegvelletje met aanvullende voorwaarden te komen. Het resultaat: iedereen was ontevreden.
4. Gaat het nu wél lukken?
Die kans lijkt uiterst klein. Het gaat hier om een wijziging van de grondwet. Daar zijn speciale regels aan verbonden. De Eerste en Tweede Kamer hebben al eens over het correctief referendum gestemd: toen was een kleine meerderheid voor. Maar omdat het om een verandering van de grondwet gaat, moeten beide Kamers er – nu er verkiezingen zijn geweest – nog eens over stemmen. En dan moet er een tweederdemeerderheid zijn.
VVD, CDA en SGP zijn tot op heden absolute tegenstanders van het correctief referendum. Samen zijn ze goed voor 51 zetels. De benodigde tweederdemeerderheid wordt daarmee dus net niet gehaald; het hangt zelfs maar op één zetel. Er wordt hoofdelijk gestemd, dus voorstanders van de wet hopen dat één Kamerlid uit het tegen-kamp toch voor de wet zal stemmen.
Of dat ook gaat gebeuren, is maar zeer de vraag. Vanuit de VVD en het CDA klinkt al dat de fracties unaniem tegen zullen stemmen.
5. Waar ligt de gevoeligheid bij de partijen?
De SGP en het CDA zijn eigenlijk altijd principieel tegen referenda geweest, en nu is de VVD dat ook. De partijen vinden dat de simpele ja/nee-vraag van referenda geen recht doet aan hoe complex problemen vaak zijn. Het zou ook de tegenstellingen in de samenleving vergroten, vinden deze partijen.
Maar ook de partijen die wél voor het voorstel zullen stemmen, zijn niet onverdeeld enthousiast. Zo worstelen onder meer GroenLinks en de PvdA met de uitkomstdrempel. Die zorgt ervoor dat een wetsvoorstel alleen verworpen wordt als minstens de helft van het totaal aantal mensen dat bij de Tweede Kamerverkiezingen hun stem uitbracht, bij het referendum tegen stemt.
In de praktijk betekent het dat een wetsvoorstel pas weggestemd kan worden als 5 miljoen mensen bij het referendum tegen het voorstel stemmen. Een bijna onhaalbaar aantal, denken de partijen.
