De hartsvriend van journalist Eddy van der Ley (55) verdwaalde in de Sahara. Na drie maanden werden zijn resten teruggevonden. En ook: de brieven die hij en zijn reisgenoot schreven voor hun naasten. "We gingen kapot, maar de woorden van Marc en Peter hebben ons onnoemelijk veel kracht gegeven."
Ze lagen bij hun lichamen, omringd door stenen, zodat ze niet zouden wegwaaien door zandstormen, niet zouden worden aangevreten door ratten, schorpioenen. Dagboekfragmenten. Brieven.
Ze wisten het, zegt Eddy. Dat ze doodgingen. En dat ze een boel intens verdrietige mensen achterlieten. Aan die nabestaanden schreven Peter Teggelaar en Marc Gilsing, allebei 24, vlak voor hun dood. Met zinnen als:
'We accepteren ons lot als de bikkels die we zijn.'
'Dankzij mijn begrafenis hebben jullie een goede smoes je overvol te laten lopen.'
Er sijpelde liefde tussen die woorden door, vindt Eddy, en humor, voor beide is moed nodig – "dat je zoiets heldhaftigs en moois kunt schrijven aan degenen die je lief zijn, terwijl je weet dat je laatste uur geslagen is..." Maar er was ook paniek, aanvankelijk:
'Peet en ik geven ons nog zo'n 15 procent kans te overleven.'
'Als ik denk hoe graag ik door wil, springen de tranen me in de ogen.'
"Het is alsof ze postuum tegen ons praatten", zegt Eddy. "En daardoor wisten wij wat ze hebben meegemaakt en gedacht, in hun laatste dagen, en wat er is gebeurd." Die brieven zijn nu gepubliceerd in zijn nieuwe boek Heldendaad in de Sahara.
In de zomer van 1993 trekt Peter met zijn goede vriend Marc door de Sahara, met een Peugeot 505. Het is de derde keer dat Peter de woestijn betreedt, hij houdt van de mystieke uitgestrektheid, het oneindige, de heldere sterrenhemel, het wilde, desolate, alleen op de wereld. Peter is vol van branie, avonturier met een niet te stillen reislust, iemand die onrustig wordt van burgerlijkheid, saaiheid. Man met vrijheidsdrang.
Er is contact met het thuisfront, Peter stuurt Eddy nog een ansichtkaart, over voetbal ging het, maar na 21 juli dat jaar: niets meer. Iedereen in zijn omgeving, familie en vrienden, zei hetzelfde: "Niks voor Peet."
Levens blijven verweven
Peter en Eddy leerden elkaar kennen op de havo van een middelbare school in Eddy's woonplaats Enschede. 'Een felrode haardos vol krullen, een kapotte spijkerbroek en stoere puntlaarzen', zo omschrijft Eddy zijn vriend in zijn boek. Ze houden allebei van woorden, hun leraren stonden te kijken van het jargon dat ze gebruikten. Ze lezen veel, houden van schrijven, sport, rockmuziek – bezoeken samen Iron Maiden, Metallica, Jon Bon Jovi. Ze gaan allebei aan de slag in de journalistiek, Eddy loodst Peter binnen bij de Twentsche Courant. Ze zien elkaar veel, ook als Eddy een relatie krijgt en gaat samenwonen. Hun levens worden anders, maar blijven verweven. "We hadden niet alleen een passie voor plezier maken maar ook voor elkaar."
Peter vraagt op een zeker moment of Eddy mee wil op woestijnavontuur, maar het vaderschap roept, Eddy heeft net een zoontje gekregen, dus Peter gaat met Marc – een andere goede vriend. "Ik kende Marc oppervlakkig, maar door de brieven die hij achterliet, heeft hij naderhand een diepe, bijzondere plek in mijn hart gekregen."
Na de radiostilte vanaf 21 juli, zijn er zorgen. De jongens zijn met een gids vertrokken, een gids die dit werk vaker doet, die, zo schreven ze later, betrouwbaar overkwam. Geliefden speculeren. Waar zullen ze zijn? Maar ergens voelt Eddy ook: die duiken wel weer op. "We hadden het immers over iemand die een aureool van onsterfelijkheid om zich heen had", zegt Eddy. "Peter zocht altijd de grenzen op, ging er soms net overheen, maar redde het altijd. Ik had nooit verwacht dat uitgerekend híj naar de kloten zou gaan. Wij zeiden altijd: 'Het bejaardentehuis halen we niet, maar dat willen we ook niet, want ook dan zijn we gekooid'. Maar dat hij zo jong zou sterven… Nee. Gewoon: nee."
Er is contact met het ministerie van Buitenlandse Zaken, met de ambassade in Algerije, en met de krant – Eddy werkt in die tijd bij het Algemeen Dagblad. Schrijft hij normaal over ver-van-zijn-bed-shows, ineens kopt hij: 'Twee Arnhemmers vermist in de Sahara' – van wie er één zijn zielsverwant is. "Dat was bizar", zegt hij, “maar toen vooral praktisch en fijn. Dat berichtje was een vliegwiel. Andere media pakten het op, de vermissingszaak werd besproken en er werd gezocht."
Hopen, wanhopen, hopen
Naasten van de jongens houden de zoektocht in de gaten. In het huis van de ouders van Peter hangt een kaart van Noord-Afrika, waarop ze met prikkers bijhouden waar is gezocht en waar nog niet. "Het was het epicentrum van de coördinatie", zegt Eddy erover. "Op briefjes hingen de data vanwaar Peter en Marc ons hadden gecontact."
De huistelefoon wordt nauwlettend in de gaten gehouden, (mobieltjes zijn er nog niet). Om de beurt houdt iemand de wacht. Het is een tijd vol hopen, wanhopen, hopen, wanhopen, het kwam en ging in golven, zegt Eddy, maar naarmate de tijd vordert, wint de wanhoop. "Het wordt daar overdag vijftig, zestig graden. De kans dat ze water voor zo lange tijd bij zich hadden, was minimaal. Er is geen schaduw, de hele dag die koperen ploert boven je hoofd: gekmakend, geen mens is daar tegenop gewassen. Mensen krijgen daar brandwonden van, kunnen blind worden. Artsen hebben ons achteraf verzekerd dat je door honger en uitdroging in een soort rustige coma raakt. Daar houd ik me aan vast. Want als ik denk aan wat ze hebben moeten doorstaan, ja, dan krijg ik nog steeds kippenvel."
Pas na drie maanden komt er bericht, per fax, van de ambassade aldaar. De resten van, waarschijnlijk Peter en Marc, zijn in een amper traceerbaar gedeelte van de woestijn gevonden, 250 kilometer van de grens met Niger, per toeval, door een politiepatrouille, 40 kilometer van de vaste gidsroute vandaan. Wat er precies is gebeurd, is aanvankelijk niet duidelijk. Bovendien moeten ze worden geïdentificeerd aan de hand van gebitsgegevens. "Dat was heel hard. Dat idee. Dat er niet veel van hen over was. Die mooie personen. Aangevreten door alles wat daar in die woestijn rondloopt. En dan is er die bevestiging, en dan is er verdriet, omdat je weet: mijn vriend is dood. Maar ook opluchting, omdat je zéker weet: hij is dood, er is een lichaam – soort van."
Dan begint Eddy te lachen. Ja, zegt hij, wat dus wel weer typisch was: de kisten raakten kwijt. "Niet te geloven. Hadden we éíndelijk die lichamen, waren de kisten foetsie op een vliegveld in Frankrijk. Wel weer gevonden, overigens."
Monument van de liefde
Iemand van de ambassade stuurt dagboekfragmenten per fax, vier dagen na de vondst van de lichamen. 'Een monument van liefde voor de nabestaanden', zet de ambassademedewerker erbij. "En dat was het echt. Ja. Ongekend. Toen ik het las… tranen. En zo veel bewondering. Omdat er zo veel… Liefde en moed in zit. Ze treurden niet om zichzelf, maar treurden vooral om het verdriet dat wij zouden hebben."
"Sommige mensen worden gek van de honger, de dorst, de verzengende hitte, de angst… Maar deze mannen hielden de humor erin. Bleven verstandig. Schreven op wat ze hadden gedaan om te proberen te overleven. Ze hadden pech gekregen met de auto, maar bleven bij die auto, in de hoop dat die vanuit de lucht zou worden gezien. Ze hebben die auto op een zeker moment in de brand gestoken, ook weer in de hoop dat iemand díé zou zien. Maar ze bleken gestrand op een zeer desolaat stuk. Op een gegeven moment was er ook een zekere berusting: ze wisten: dit gaan we niet meer redden."
'Wat een land om in te sterven. Wat zonde!'
En zonde. Dat was het. Dat ís het. "Ze waren te jong. Ik heb maar acht jaar van die gast mogen genieten. Iedereen was kapot. Ik ook. En alle ouders, Peters vriendin, alle vrienden… Hartverscheurend. Niet te doen om op die manier iemand te verliezen. En toch, door die brieven, hield ik me staande. Omdat ze zó positief waren. Ze gaven me de steun om verder te leven. Deze jongens zitten in mijn ziel verankerd."
De jongens vroegen Eddy voor hun dood in een brief of hij een artikel in de krant wil schrijven.
'De laksheid als het gaat om Sahara-reizigers is schrijnend te noemen. Er was geeneens meer een securitépost! Eddy, schrijf hier een groot artikel over!'
Dus dat doet Eddy. De dag waarop hij trouwt, ook in 1993, is ook de dag dat Peters postume woorden voor het eerst in de krant verschenen. "Dat was haast schizofreen. Zo'n mooie dag, met zo'n verdrietig bericht. De voorpagina halen met je verhaal is doorgaans iets dat elke journalist ambieert, maar mij kon het gestolen worden. De rouw overheerste, alsook de vraag: hoe heeft het zo mis kunnen gaan in die Sahara? In de brieven sijpelde door dat Marc en Peter boos waren op de gids, ze dachten dat hij expres een alternatieve route had genomen. Die man is de laatste dag nog gaan lopen, vermoedelijk uit pure wanhoop. Hij wist dat er 'ergens' in de buurt een militaire basis was. Hij is nooit meer teruggevonden."
Dit geloof je niet
Er moest ook een boek komen, vond Peter, in zijn brieven. Dat is er nu. Dertig jaar na dato. "Dertig jaar is lang…", zegt Eddy. "Mensen vragen me: waarom nu pas?" Allereerst: Eddy werd opgeslokt door de journalistiek, werk, boeken schrijven, de waan van de dag, het gezinsleven, er kwamen nog twee kinderen bij. En er was verdriet, en verdriet kost tijd, energie, ruimte. Er was nog meer verdriet, toen Eddy's andere beste vriend – 'en dit geloof je niet, maar toch is het zo' – ook overleed bij een ongeluk. Een ramp.
Namelijk: Marcel van Nieuwenhoven, journalist, deed verslag van de vuurwerkramp in Enschede, tot hij er zelf slachtoffer van werd. "Niemand kon bevroeden dat er een tweede knal zou komen, en dat dat de grootste ontploffing in Nederland zou worden, sinds de Tweede Wereldoorlog." Van Marcel was niets over – ook hij moest worden geïdentificeerd aan de hand van zijn gebit.
"Ik vond dat moeilijk te verkroppen, die macabere overeenkomst. Dat twee vrienden op dezelfde wrange manier moesten worden geïdentificeerd. En ik dacht ook: gáán we weer. Weer rouw. Weer verdriet. Weer familieleden die achterblijven. Marcel was pas 31."
En toch is Eddy een ras-optimist. Iemand die dingen 'relativeert tot het niet meer te relativeren valt'. "Ik zeg weleens dat die karaktereigenschap ín mij zit." Ook over Marcel schrijft Eddy, het is een ferm hoofdstuk in het boek, want ook: een ferm hoofdstuk uit zijn leven. "Ik wilde het benoemen, opschrijven zoals het was, die mannen eer aan doen, maar zónder in zelfmedelijden te vervallen."
Goed moment
"Het verdriet van de directe familieleden staat bovenaan. Altijd." Oók een van de redenen dat Eddy wachtte met de publicatie van de brieven. "De familie van Marc had er, twintig jaar geleden, toen ik er al eens over schreef, moeite mee. te rauw, nog. Waarvoor alle respect. Nu het precies dertig jaar later is, vonden alle betrokken het een goed moment."
Voor het boek ging Eddy naar de Sahara, samen met Peters broer Tom. Ze reconstrueerden de reis in 1993, met hulp van de Toereg-nomaden die daar in de woestijn leven, en konden tot in detail uitpluizen hoe hun route ging en waar het mis is gegaan. "De gids is in een verkeerd bandenspoor terechtgekomen", vertelt Eddy. "Botte, botte pech. Hij dacht dat hij de hoofdpiste volgde, maar het was het spoor van een militair konvooi op een nauwelijks bereden route. We hebben kunnen achterhalen dat daar inderdaad een legerbasis zat, destijds, en één keer per halfjaar reed dat konvooi daar. En toen kregen ze autopech. Ze zaten als ratten in de val."
Dat blijft wrang, als Eddy daar aan terug denkt, dan gebeurt het weer. Kippenvel. Maar ook: een glimlach. Door de toon van die brieven. "Hun woorden vormen de rode draad in mijn boek. Ik heb van die jongens geleerd, van hun leven én hun dood, om het leven bij de kladden te grijpen. Hun dood heeft me een tik op de kin gegeven. Het voelde lang alsof ik in mijn bonustijd leefde. Ik heb eelt op de ziel gekregen, ben niet iemand die zichzelf de put in praat, ik ben niet iemand die zich door kleine tegenslagen laat leiden. En ik zoek de grenzen meer op."
Waar hij mee wil zeggen dat hij zichzelf uitdaagt, vooral in de journalistiek. "Ik weet nog goed hoe ik onderzoek deed naar voortvluchtige nazibeulen van Nederlandse afkomst. Ik was ze op het spoor, en dacht: moet ik nu wel verdergaan? Tot ik Peter hoorde zeggen, in mijn hoofd: 'Doorgaan man, doorgaan'. Uiteindelijk is één van die oorlogsmisdadigers veroordeeld tot een gevangenisstraf."
Verdriet vormt je. Maar dat 'zeurdigere, schrijnende gevoel van verlies' wat Eddy jaren voelde, is omgeslagen in dankbaarheid. "Dankbaar voor de vriendschap, en dankbaar voor hun woorden."
'Vrees niet vrienden, wij zullen ons daarboven kostelijk vermaken.'
Zondaginterview
Elke zondag publiceren we een interview in tekst en foto's van iemand die iets bijzonders doet of heeft meegemaakt. Dat kan een ingrijpende gebeurtenis zijn waar diegene bewonderenswaardig mee omgaat. De zondaginterviews hebben gemeen dat het verhaal van grote invloed is op het leven van de geïnterviewde.
Ben of ken jij iemand die geschikt zou zijn voor een zondaginterview? Laat het ons weten via dit mailadres: zondaginterview@rtl.nl
Lees hier de eerdere zondaginterviews.