Meer dan de helft van de gemeenten waarin tijdens de Tweede Wereldoorlog Joods vastgoed is onteigend en doorverkocht, heeft onderzoek gedaan naar de eigen rol in die roofhandel of is daar nog mee bezig.
Dat blijkt uit een vragenronde van onderzoeksplatform Pointer onder alle 218 gemeenten waarvan bekend is dat er in de oorlog Joodse woningen en stukken grond zijn verhandeld.
In totaal gaat het om 135 gemeenten die de roofhandel onder de loep nemen. Daarvan hebben 74 gemeenten het onderzoek al afgerond.

Onder meer Eindhoven, Apeldoorn, Lochem en Winterswijk hebben naar aanleiding van de resultaten tien- tot honderdduizenden euro's gedoneerd aan Joodse stichtingen en herdenkingscentra, als moreel rechtsherstel.
7100 panden
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verhandelde de Duitse bezetter meer dan 7100 panden van Joodse eigenaren. De administratie van die transacties is terug te vinden in zogeheten Verkaufsbücher, die in 2019 zijn gedigitaliseerd.
De meeste onteigende panden werden doorverkocht aan ondernemers en vastgoedhandelaren. Uit de Verkaufsbücher blijkt ook dat een aantal gemeenten zélf Joodse panden van de Duitse bezetter heeft opgekocht.

De 135 gemeenten die onderzoek doen naar de roofhandel willen volgens Pointer vooral weten of dat ook voor hen geldt, of dat ze een andere rol hebben gespeeld in de onteigening.
Terugkeren
Daarnaast wordt onderzocht hoe gemeenten zijn omgegaan met Joden die na de Tweede Wereldoorlog naar hun woonplaats terugkeerden.
Zo kwam het voor dat gemeenten na de oorlog achterstallige belasting inden bij Joodse terugkeerders die in de oorlog waren ondergedoken of in concentratiekampen zaten.
Deel doet geen onderzoek
Van de 218 gemeenten waarin roofhandel in Joods vastgoed plaatsvond, zeggen er 53 tegen Pointer daar geen onderzoek naar te doen. Sommige zeggen de noodzaak daarvan niet in te zien of willen liever wachten totdat nabestaanden zich melden.
Van dertig gemeenten is niet bekend in hoeverre ze van plan zijn een onderzoek in te stellen.