Ga naar de inhoud
Zondaginterview

Radboud wil de dood vertrouwd maken, met 'kisten om te knuffelen'

Beeld © Renske Holwerda

Al bijna 25 jaar maakt Radboud Spruit (62) grafkisten op maat. Met de mensen die naar zijn atelier komen om een kist uit te zoeken, praat hij uitgebreid over hun aanstaande overlijden. Waar nodig helpt hij ook bij de uitvaart, inclusief het verzorgen van de overledene. Een opvallende omslag voor iemand die ooit de dood als grootste angst had en bij wie thuis nooit over het einde gesproken werd – zelfs niet toen zijn moeder op sterven lag.

Daar staat het op tafel, tussen het zaagsel en het gereedschap, de koffie en de koeken: een ovaal grafkistje van zo'n 70 centimeter lang, zo klein dat het eigenlijk niet zou mogen bestaan. Maar het is een prachtig ding: gaaf, zacht, onschuldig. "Dit is de kist waar ik het meest trots op ben", zegt Radboud Spruit. "Hij heet het Boswitje, naar van die kleine, kwetsbare vlindertjes. Normaal krijgen kisten een nummer, maar de mijne krijgen een naam. Het is nou eenmaal een emotioneel product."

Hij kan het weten. Sinds hij eind jaren '90 besloot grafkistenmaker te worden, zijn er honderden mensen bij hem langsgekomen om een kist uit te zoeken. "Ik noem ze mijn helden. Zo open als ze durven te zijn, zo kwetsbaar. De dood is nooit leuk, maar er wordt hier evenveel gelachen als gehuild. Het is voor hun nabestaanden zo belangrijk dat ze praten over hun afscheid, en dat kan ook hier."

Hier, dat is in zijn atelier in het centrum van Utrecht. Midden in de ruimte staat een kist die nog in de maak is ("Extra smal, zodat hij in het huis past van de mevrouw die erin komt te liggen"). Op de vliering liggen er twee die al af zijn en wiens aankomende bewoners binnenkort zullen sterven. Dat Radboud hier een groot deel van zijn dagen slijt, is allesbehalve vanzelfsprekend. Ooit was de dood zijn grootste angst. "Ik zeg altijd: alles heeft een aanleiding en een diepere reden. Dat geldt voor mij bij dit werk ook."

Doodshoofd op een stok

Die aanleiding, dat was de dood van zijn moeder, Petronella. "Als kind had ik altijd al nachtmerries dat ze dood zou gaan. Ik droomde dat ik op school door van die hoge ramen keek en dat daar iemand voorbij liep met een doodshoofd op een stok. Dan rende ik naar huis en trof ik daar mijn moeder dood aan in bed." De dood, in het algemeen en specifiek die van zijn moeder, was zijn grootste angst.

Toen hij 11 was, werd ze ziek. Eerst kreeg ze last van depressies. "Toen noemden ze dat nog overspannen. Het kon van de ene op de andere dag wisselen hoe ze zich voelde. Ze was een ontzettend leuk mens, en we hadden een goede band, maar het bracht wel heel veel onzekerheid met zich mee."

En toen kreeg ze ook nog kanker. "Daar praatten we niet over. In ieder geval niet over de mogelijkheid dat ze zou kunnen sterven. Mijn angst voor de dood had ik van haar geërfd, ze wilde er absoluut niet aan."

Toen een arts haar na een paar jaar van behandelingen plompverloren vertelde dat ze nog maar een paar weken te leven zou hebben, werd Petronella woest. "Ze schreeuwde: 'Dat bepaal ik zelf wel!' Daarna heeft ze geen stap meer in het ziekenhuis gezet. Ze werd van de ene op de andere dag extreem alternatief en ging alleen nog maar biodynamisch eten."

Eigenlijk was dat een heel mooie tijd, zijn moeder leefde helemaal op. "De kanker zat echt overal, in haar botten, haar lever, haar bloed. Maar ze kreeg nog een laatste stoot energie, en daar heeft ze het nog twee jaar op volgehouden. Van een braaf Libelle-type veranderde ze in een mondige, stoere vrouw. De vrouw die ze altijd had willen zijn."

Dat kon natuurlijk niet voorkomen dat ze toch overleed. Radboud was 23 en zijn nachtmerrie kwam uit. Maar zo eng als in zijn dromen was het niet. "Ik werd gebeld dat ze in haar slaap gestorven was en ging naar huis. Ik vond het superspannend, maar ben toch naar de slaapkamer van mijn ouders gegaan, alleen. Ik stapte de drempel over, en daar lag ze." Hij raakte haar even aan, praatte nog een beetje tegen haar. Het was goed zo.

Bij de uitvaart was alles mooi, behalve de kist. "Het was zo’n standaard geval, dertien in een dozijn. Het dragen deed pijn aan onze handen. Ik dacht voor het eerst: ik moet zelf mijn eigen kist maken. Dit moet beter kunnen."

Leren over leven

Het zou nog jaren duren voordat die eerste kist er zou komen. Radboud wilde zich nergens op vastleggen. Hij studeerde even bouwkunde, maar dat bleek niks voor hem. Hij werd chauffeur, van touringcars tot taxi’s tot vrachtwagens. Werkte in een boekwinkel. Had een klusbedrijfje. En kwam op straat te werken met dak- en thuislozen. "Daar heb ik alle daklozen van Utrecht leren kennen. En ik leerde er veel over het leven. Bijvoorbeeld dat je alleen maar kan weten of iets werkt door het gewoon te doen."

Dat inzicht deed hem besluiten om toch echt een keer met zijn idee voor een eigen grafkist aan de slag te gaan. Hij huurde een werkplaats, kocht wat hout en ging aan het werk. Het werd een bijzondere kist, met ronde vormen. De eerste paar versies belandden in de houtkachel van een vriend, maar uiteindelijk was hij tevreden. "Het is de moeilijkste kist die ik ooit gemaakt heb. Maar ik wilde dat het precies goed werd. Aantrekkelijk om te zien. Een kist die prettig aanvoelt, hij moest zacht zijn. De dood is al zo hard, dan kun je maar beter alles eromheen mooi maken. Je moet de kist willen knuffelen."

Het werk was een openbaring.

"Ik wil er niet te dramatisch over doen, maar het was echt alsof er een bliksemflits uit de hemel kwam. Dit is het, dacht ik, dit móét ik doen." Eerst bleef hij nog met de daklozen werken, maar hij merkte al snel dat hij al zijn energie nodig had voor de kisten. Ook de andere klusjes die hij nog deed, zweerde hij stuk voor stuk af. "Ik verdiende nog bijna niks, maar ik heb gelukkig ook niet veel nodig. En steeds als ik meer ruimte maakte voor het maken van de grafkisten, kwamen er ook meer bestellingen." Daardoor raakte hij meer en meer vertrouwd met de dood. Hij moest wel: er met zijn klanten over praten, en ze soms ook in de kist tillen als ze eenmaal overleden waren. "Ik leerde daarmee ook het idee van de dood te omarmen."

Familietrauma

Het inzicht in de diepere reden achter zijn werk, kreeg hij uiteindelijk van zijn tante Jo. "Zij was de halfzus van mijn moeder, maar wel een stuk ouder, ze scheelden vijftien jaar. Het was een geweldige tante, een heel leuke vrouw. Op een dag was ze hier in de werkplaats en vertelde ze me een verhaal over haar eigen moeder. Die was, toen Jo een kleuter was, erg ziek geworden en was bovendien zwanger. De kleine Jo werd een tijdje uit huis geplaatst om haar moeder te ontlasten, en toen ze terugkwam, was haar moeder verdwenen. Ze was dood, maar dat werd niet benoemd."

"Haar vader, mijn opa, trouwde met een nieuwe vrouw en startte een nieuw gezin. Mijn moeder is daar de jongste van. Over opa's eerste vrouw, zijn ongeboren kind en nog een dochtertje dat al eerder was gestorven, werd thuis nooit meer gesproken. Voor Jo was het een enorm traumatische ervaring. Het zoeken naar haar moeder bleef een thema in haar leven."

Radboud begon te begrijpen dat zijn vroegere angst voor de dood niet toevallig was, maar al generaties in de familie zat. "Mijn opa durfde de dood niet in de ogen te kijken, de dood van zijn eerste vrouw en twee van zijn kinderen. Mijn moeder ontkende haar sterfelijkheid tot op het allerlaatste moment. Het was niet zo gek dat ik ook zo in elkaar zat."

Jo vroeg hem om samen met haar het graf van haar moeder en zusje in Franeker te gaan. Het werd een jaarlijks uitje. En toen zijn tante op leeftijd raakte en na begon te denken over haar eigen dood, ontstond er een bijzonder plan. "Ze wilde graag bij haar moeder begraven worden, maar ook bij ons in Utrecht in de buurt blijven. Op een dag heb ik voorgesteld de resten van haar moeder naar een begraafplaats hier in de stad te laten verplaatsen. Dat vond ze een heel fijn idee, dan kon ze wel bij haar moeder liggen, en konden mijn broer en ik toch lekker vaak op bezoek komen bij haar graf."

En dus reden Radboud, zijn broer Frank en hun tante Jo op een ochtend heel vroeg richting Friesland. Van de gemeente had hij toestemming gekregen de resten op te graven. Hij had speciaal een nieuwe kist bij zich, en een klapstoeltje, zodat Jo – inmiddels 90 jaar oud – tijdens de werkzaamheden zou kunnen zitten. Eigenlijk hadden ze niet bij het graven aanwezig mogen zijn, maar uiteindelijk wisten ze dat toch voor elkaar te krijgen.

Bot voor bot

"De beheerder van de begraafplaats had nog nooit zo’n oud graf geruimd: het was uit 1923. Ze begonnen met graven, terwijl wij toekeken. Toen stuitten ze op de kist, of wat ervan over was. Je kon de planken zo wegtrekken. En daar lag het skelet van Jo's moeder. Zwaar gehavend natuurlijk, maar haar schedel en tanden waren bijvoorbeeld nog heel mooi. Ook van het overleden zusje waren er nog resten. We hebben de nieuwe kist naast de oude gezet, en zo, bot voor bot, het skelet weer opgebouwd. Mijn tante, die nooit een dood iemand had willen zien, stond met een bot van haar moeder in haar handen en riep helemaal opgetogen: 'Kijk Radboud, de arm van mijn moeder!'."

Eenmaal terug in Utrecht hielden ze een afscheidsdienst. En toen zeven jaar later Jo zelf ook overleed, kwam ze bij haar moeder te liggen, precies zoals ze had gewild. "Achteraf bezien is dit een heel belangrijk moment voor me geweest", vertelt Radboud. "Ik ben letterlijk en figuurlijk in de familiegeschiedenis gaan graven en daarmee liet ik het gezamenlijke trauma ook echt achter me. En dat vertaalt zich door: mijn dochter heeft geen enkele schroom rondom de dood. Al van jongs af aan lag ze vaak in de kinderkistjes als model, zij vindt er echt niks engs aan."

Toen de demonen bedwongen waren, kwam er ook weer ruimte voor nieuwe projecten. "Ik hield nog veel contact met de dak- en thuislozen en hun hulpverleners, die ik van mijn vorige baan kende. Op een dag besefte ik dat ik een van hen, Wil, al een tijd niet meer had gezien. Met behulp van mijn netwerk ging ik naar haar op zoek." Uiteindelijk kreeg hij te horen dat Wil net twee weken daarvoor overleden was. En dat ze een eenzame uitvaart had gehad. "Zo erg! Ik baalde enorm: ik had iets voor haar willen organiseren en een kneiter van een speech kunnen houden, met alle avonturen die ik met haar had beleefd."

De dood van Wil werd de inspiratie voor een prachtproject met zijn vriend Bart van Riet: ze gingen sociale uitvaarten organiseren. "Juist voor mensen aan de onderkant van de maatschappij. De dood is zoiets groots. Het ultieme afscheid verdient heel veel aandacht, ook voor nabestaanden die daar niet veel geld voor hebben." Ze kijken altijd wat er aan geld beschikbaar is – vaak heel weinig – en doen het daarmee. Soms springt de gemeente bij, soms is er nog ergens een verzekering.

Het belang van rituelen

"De uitvaarten zijn heel divers. Dan zitten we in een kapel, dan weer buiten, soms ook gewoon bij Bart thuis. Soms zijn er alleen hulpverleners, vaak ook andere daklozen of uit het oog geraakte familieleden. Maar de opzet is steeds hetzelfde. Via ons netwerk versturen we een digitale rouwkaart met de uitnodiging dat iedereen mag komen, ook als ze al dronken zijn of veel te laat komen. En iedereen die komt, helpt ook mee. Met het dragen van de kist, met de koffie zetten, met opruimen. En dan zitten we in een cirkel om de kist, met koffie en koeken, en dan gaan we verhalen vertellen. Speechen vinden veel mensen eng, dus ik loop vaak rond en stel vragen. Wie ben je en waar kende je de overledene van? Dat spreekt makkelijker. En we zetten waxinelichtjes op de kist. Het is belangrijk dat er rituelen zijn, symbolische handelingen."

Zelf hoopt hij nog heel erg lang te leven. En dan hopelijk niet plotseling dood neer te vallen. "Ik wil meemaken wat mijn klanten meemaken, ervaren wat het is als iemand je vertelt dat je nog maar kort te leven hebt. Dat vind ik dan vast niet leuk, ik weet niet hoe ik dan zal reageren. Ik heb wel vrede met de dood, maar het proces dat eraan voorafgaat zal ongetwijfeld moeilijk zijn. En toch wil ik het meemaken. Ik wil zijn zoals de helden die hier bij mij in de werkplaats komen."

Als het dan zover is: geen kist voor Radboud. "Doe mij maar een baar, met een wade eroverheen. Bij een kist blijft het toch altijd gissen of er iemand in ligt. Een wade is zacht, je ziet de contouren van het lichaam." Ook dat hoort bij de openheid over de dood die hij zo graag bepleit.  

Maar eigenlijk maakt het allemaal niet zoveel uit; het ligt eraan wat zijn dochter en zijn vriendin tegen die tijd het liefste willen. Zelf leeft hij vooral in het moment. "Door mijn klanten ben ik me er heel erg van bewust dat het leven binnen één seconde kan veranderen. Ik kan nu een telefoontje krijgen dat mijn dochter is verongelukt en dan ziet mijn leven er totáál anders uit. Die kwetsbaarheid heb ik leren accepteren. De dood is eigenlijk altijd onder ons, en daar kan ik heel goed mee leven."

Zondaginterview

Elke zondag publiceren we een interview in tekst en foto's van iemand die iets bijzonders doet of heeft meegemaakt. Dat kan een ingrijpende gebeurtenis zijn waar hij of zij bewonderenswaardig mee omgaat. De zondaginterviews hebben gemeen dat het verhaal van grote invloed is op het leven van de geïnterviewde.

Ben of ken jij iemand die geschikt zou zijn voor een zondaginterview? Laat het ons weten via dit mailadres: zondaginterview@rtl.nl

Lees hier de eerdere zondaginterviews.