We lijden aan geheugenverlies als het gaat om de natuur. Elke generatie groeit op met een andere, vaak armere natuur, maar dat gaat zó langzaam dat we het niet opmerken. "Als je het niet ziet, kun je er ook niet om treuren."
De dodo. De mammoet. De dinosaurus. Allemaal diersoorten die ooit bestonden en nu uitgestorven zijn, maar voor altijd in ons collectieve geheugen zitten. Maar hoe zit het met de dunbekwulp? En het oerrund?
"Die leefden in Nederland en zijn inmiddels uitgestorven, maar bijna niemand die dat weet", zegt Marc Argeloo. De afgelopen jaren deed hij onderzoek naar wat hij natuuramnesie noemt, het collectief geheugenverlies, shifting baseline syndrome in het Engels. "We lijden aan geheugenverlies als het over de ontwikkelingen in de natuur gaat", legt hij uit. "Hoe het gaat met de natuur, en welke soorten er zijn uitgestorven: we hebben vaak geen idee. Vooral niet als het gaat om dieren die een paar generaties geleden zijn uitgestorven."
Dood en opgezet
Zo is de dunbekwulp voor het laatst in 1947 gezien in Nederland. "Dat is een heel mooie vogel met een lange, naar beneden gebogen, dunne snavel, en onze opa's en oma's kunnen dat beestje nog in het wild hebben gezien", zegt Argeloo. Maar de generaties die daarná zijn gekomen, kunnen het dier alleen nog maar in museum Museon-Omniversum in Den Haag zien. Dood. Opgezet. Want inmiddels is deze vogelsoort ook wereldwijd uitgestorven.
Hetzelfde lot heeft het oerrund: de laatste stierf in 1627, ze was de moedersoort van alle runderrassen wereldwijd. "Het genetisch materiaal van deze dieren is weg, foetsie, nooit meer terug te krijgen, en dat is toch iets verdrietigs."
Argeloo vindt het belangrijk dat mensen dit onder ogen zien en begrijpen wat er gebeurt. Daarom schreef hij het boek Natuuramnesie, Hoe we vergeten hoe de natuur eruitzag, en verdedigt hij morgen op de Universiteit Utrecht zijn proefschrift. "Dinosaurussen, dodo's, mammoeten zijn allemaal uitgestorven door niet-menselijk toedoen. Maar de diersoorten die de afgelopen eeuwen uitstierven: dat is onze schuld. En van niemand anders."
Dat vergeten we alleen, omdat het zo langzaam gaat, en omdat de overlevering volgens Argeloo niet of nauwelijks gebeurt. "Op scholen, in de biologieles, in de media en in cultuurmusea wordt nauwelijks aandacht besteed aan de diersoorten die nu verdwijnen en die al eerder zijn verdwenen. En de wolharige mammoet staat nog in geschiedenisboeken, maar de soorten die daarna uitstierven niet meer."
"Je kan er ook schouderophalend op reageren: ach, de dunbekwulp, nou en, we hebben nog heel veel dieren, maar als de dunbekwulp kan uitsterven, dan kan de leeuw dat ook."
Net zoveel als in Delfzijl
Het aantal leeuwen wereldwijd is tegenwoordig even groot, of klein, als het inwonertal van Delfzijl. Daar wonen iets meer dan 24.000 inwoners. Met dat soort cijfers en feiten probeert Argeloo de mens wakker te schudden in zijn boek en met zijn onderzoek. "Ooit waren er leeuwen in Griekenland, Turkije."
Woorden als 'erg', 'dramatisch' of 'verschrikkelijk' laat hij achterwege: het is aan mensen zelf om dat te bepalen. "Feiten kunnen daar het best bij helpen. Zo wilde mijn zwager lang niet onder ogen zien dat de natuur en de dieren die erin leven, het moeilijk hebben. Maar nu hij mijn boek heeft gelezen, ziet hij het wel."
Door de klimaatverandering zijn ook rendieren in Lapland met uitsterven bedreigd, zo valt te zien in onderstaande video:
Klimaatverandering: rendieren Lapland met uitsterven bedreigd
Ons natuurhistorisch besef moet beter, vindt Argeloo. "We staan stil bij de gevallenen op 4 mei, en bij onze bevrijding op 5 mei. Ik kom zelf uit Alkmaar: daar vieren we 8 oktober altijd feest omdat het dan zoveel jaar geleden is dat de Spanjaarden in 1573 vertrokken. Gebeurtenissen, droevig of feestelijk, die met mensen te maken hebben, daar staan we wel bij stil, maar als er diersoorten uitsterven doen we dat niet. Dat vind ik onbegrijpelijk."
Hoopvol
Toch is Argeloo geen droevige man. En ook geen boze man. Hij is hoopvol. "Als mensen inzien wat er gaande is, en dat de natuur meer aandacht moet krijgen, dan kan het nog goedkomen." De oerrund kan niet meer terugkomen, en ook de dunbekwulp niet. Maar, zegt Argeloo: "Er is nog een heleboel wel te herstellen voor de dieren die het nu moeilijk hebben."
De natuur is, zo zegt hij, veerkrachtig. "Wat dan ook weer voor heel veel mensen een reden is om te zeggen: 'Dan redt die natuur zichzelf wel'. Maar het aantal soorten dat met uitsterven wordt bedreigd, neemt toe. In Naturalis alleen al staat een collectie van meer dan zestig uitgestorven vogelsoorten. Zéstig."
Dus ja, de natuur is veerkrachtig, maar: "Ze heeft wel de rust, ruimte en tijd nodig om te herstellen. En het is aan ons, de mens, om dat te onthouden, en daarnaar te handelen."
