Rob en Jochy overleefden – op het nippertje. Twee andere Nederlandse toeristen stierven. Ze zaten als ratten in de val in het hostel The Backpackers Palace in het Australische Childers dat twintig jaar geleden in brand werd gestoken. Komende maand komt de dader mogelijk vrij. Nabestaanden en overlevenden komen nu in actie. Want, zo zeggen ze: dit mag nooit, écht nóóit meer gebeuren.
Childers, mei 2000
Het verhaal begint mooi. Onbezorgd. Rob Jansen is 22 als hij in mei van het jaar 2000 naar Australië vertrekt. Zonder reisplan in z'n eentje met het vliegtuig naar Sydney. Daar pakt hij de bus richting het noorden.
Via wat omzwervingen komt hij in Childers terecht. Daar moet je zijn, hoort hij van andere reizigers. Het dorpje in het oosten van Australië met zo'n 1500 inwoners is een backpackersparadijs. Werken en met het verdiende geld – 'wij noemden het biergeld' – plezier maken.
In The Backpackers Palace kan Rob goedkoop slapen en het hostel regelt werk en vervoer naar de boomgaarden. Fruitplukken, vooral avocado's en tomaten, dat is wat ze overdag doen. "Het was hard werken", vertelt hij. "Maar de sfeer was goed. Vooral 's avonds. Samen koken in het hostel, een biertje drinken en een beetje kletsen in de pub aan de overkant."
Elke dag was het zaterdag
Hagenaar Jochy Visser, 23 jaar destijds, is dan ook in Childers. Hij had een pamflet gezien waarop staat dat ze daar fruitplukkers nodig hebben. Precies het baantje dat Jochy zocht. Op 2 juni komt hij aan en op 3 juni haalt hij al avocado's uit de bomen. "Beter dan tomaten plukken. De mensen die dat deden, kwamen oranje terug in het hostel", lacht hij.
Hij klinkt opgetogen als hij vertelt over de saamhorigheid: "Elke dag was het zaterdag. Een drankje doen na het werk. Lang leve de lol. De wereld lag aan onze voeten."
Jochy raakt bevriend met Rob. En met Sebastian. "We hadden een enorme click. Een hele relaxte jongen, heel aardig. Onvoorstelbaar was het, dat hij een paar dagen later dood was", zegt Jochy.
Ook Rob kan zich de gesprekken met Sebastian goed herinneren. "We hadden dezelfde interesses en kwamen allebei uit de buurt van Nijmegen. We gingen in Nederland naar dezelfde kroegjes en voetbalden een keer tegen elkaar."
Verhuizing naar slaapzaal
Sebastians kamer is op de eerste verdieping van The Backpackers Palace, tegenover die van Jochy. Rob slaapt daar eerst ook, maar neemt een besluit dat een paar dagen later misschien wel zijn redding blijkt te zijn. Hij verruilt de relatieve luxe vierpersoonskamer voor de grote luidruchtige slaapzaal beneden.
Dat doet hij omdat daar de meeste Nederlanders zitten. Het EK voetbal in Nederland en België is net bezig. Midden in de nacht, vanwege het tijdsverschil, zetten ze de wekker om samen de wedstrijden van Oranje te bekijken. In de pub tegenover het hostel die daar speciaal voor open gaat. Rob: "Het was zo gezellig."
Ook de Nederlandse Joly is van de partij als Oranje op 21 juni met 3-2 van Frankrijk wint, weet Jochy nog en daarna vervolgt hij op bedrukte toon: "Een supervriendelijke meid, heel zacht en altijd met een grote glimlach. Ik heb nog een foto waar ze op staat in de kroeg tijdens de wedstrijd." Een van haar laatste foto's.
Na de wedstrijd vertrekken ze in de vroege ochtend met kleine oogjes – maar in euforische stemming –direct naar hun werk.
De brand, 23 juni 2000
Twee dagen later. Sebastian besluit 's avonds na het werk wat te gaan drinken in de pub. Rob gaat naar bed. Hij is moe. "En ik moest de volgende dag weer vroeg werken", zegt hij.
Ook Jochy maakt het die avond niet al te laat, herinnert hij zich. "Ik weet nog dat er een paar Nederlanders een dag later zouden vertrekken dus ik ben wel even naar de pub gegaan, maar lag op tijd in bed."
Aan het begin van de nacht schrikt hij wakker van een enorm kabaal. "Ramen die knapten." Hij doet het geluid met zijn stem na. Pats, pats. "Het leek of er met stoelen werd gegooid, alsof er een vechtpartij was."
Als Jochy de kamerdeur opent, ziet hij zwarte rook. Brand, realiseert hij zich direct. De rookmelders gaan niet af. Ze zijn door de hosteleigenaar uitgeschakeld. Want ja, in zo'n hostel, waar veel mensen koken, is het vaak vals alarm.
'Ik ben hier, ik ben hier'
Het vuur verspreidt zich razendsnel door het houten gebouw. Jochy's kamergenoten maken zich snel uit de voeten. Ze hebben het geluk dat een andere deur in de kamer uitkomt op de veranda. Daar zijn ze veilig.
Jochy twijfelt: "Eerst dacht ik: wat nu? Ik gooide mijn rugtas over de veranda naar beneden – waar achteraf alleen een trui in zat. En ik besloot terug de kamer in te gaan." Richting de zwarte rook. Hij hoort geschreeuw, hulpgeroep. "Je kon niets zien. Ik ben op de grond gaan liggen en heb heel hard geroepen: 'ik ben hier, ik ben hier' en reikte met mijn handen naar voren tot ik iets voelde." De Brit Neil Griffith vond zijn hand. "Hij was in shock. Ik zei: 'kijk me aan' en ik begeleidde hem naar de veranda. Daar kreeg hij weer lucht."
Later vertelde iemand tegen Jochy dat hij nog iemand uit het vuur heeft getrokken. Gek: sommige dingen herinnert hij zich gewoon niet meer. Wel weet hij dat hij de deur heeft dichtgedaan en met zijn oor aan de deur heeft geluisterd of hij nog stemmen hoorde.
Niet wetende dat op dat moment aan de andere kant van de deur zich een drama van ongekende orde aan het voltrekken is.
Terug de slaapzaal in
Jochy rent terug naar de veranda. De brandweer komt er dan net aan, "Ik weet nog dat ik dacht: Childers is een dorp met één straat en ze hebben er gewoon brandweer." Daar helpt hij de anderen om via een ladder naar beneden te komen. Zelf klimt hij als laatste naar beneden en ziet dan de vlammen uit zijn kamer slaan.
Zijn vriend Rob kan zich snel na het uitbreken van de brand in veiligheid brengen op de begane grond van het hostel. "Ik werd wakker toen een kamergenoot heel hard 'brand, brand' schreeuwde. De grote slaapzaal had een deur die direct aan de weg grensde. Die hebben we ingetrapt. Ik ben nog als een malloot terug de slaapzaal in gerend om te kijken of alle bedden leeg waren."
Jochy, Rob en tientallen anderen worden in de pub opgevangen. Jochy: "Iedereen liep in shock rond, in ondergoed, op blote voeten. Een bizar scenario." Rob keek uren zwijgend voor zich uit. "Ik weet dat ik toen wat mensen miste. Zoals Sebastian en Joly. Maar je denkt: die zullen wel ergens anders zitten. Veilig."
De grote klap
In de ochtend wordt steeds duidelijker dat sommigen het niet hebben overleefd. Jochy: "Iedereen vroeg aan elkaar: 'waar is die, waar is die'?" De grote klap komt als ze allemaal bij elkaar worden geroepen in het buurthuis. De toenmalig burgemeester van het dorpje vertelt hen dat er slachtoffers zijn. Vijftien backpackers zijn omgekomen.
"Er ging een golf van emotie door de ruimte", zegt Rob. "Tuurlijk kenden we mensen van wie we dachten dat ze het niet hadden overleefd. En als je dan steeds meer lijkenwagens ziet, weet je het zeker."
Reconstructie: 20 jaar na fatale hostelbrand in Australië
Via via horen ze dat de brandweermannen binnen geconfronteerd werden met lichamen op de vloer. Mensen die geprobeerd hebben de veranda te bereiken, maar het niet hebben gered. Zoals die lieve Joly die slechts 23 jaar was. En relaxte 22-jarige Sebastian. En dertien anderen.
"Ik denk nog vaak: ik had dat net zo goed kunnen zijn." Robs stem klinkt zacht, alsof hij zich verontschuldigt. En Jochy voelt zich schuldig: "Of schuldig… ik dacht: had ik maar meer kunnen doen. Wat als ik door de rook naar de kamer van Sebas was gegaan en hem eruit had kunnen trekken? Had hij dan nog geleefd? Ik weet dat het niet zo is. Dat ik dan ook dood was, maar toch."
Gek genoeg zijn er nauwelijks gewonden. "Eén meisje had een hand verbrand", herinnert Jochy zich. "Het was dood of leven, er zat niets tussenin. Niet voor te stellen. We waren een slecht verhaal in gesleurd. Van het paradijs naar de hel."
Vreselijk telefoontje
Over die hel wisten families en vrienden in Nederland nog niets. In de ochtend na de brand, het is middag in Nederland, krijgen de ouders van Sebastian en Joly verschrikkelijk nieuws uit Australië.
Joly's broer (naam bekend bij redactie) zal het nooit vergeten: "Mijn moeder vertelde me door de telefoon dat Joly vermist was, maar ik hoorde mijn vader op de achtergrond zeggen dat ze er niet meer was", zegt hij 20 jaar na de brand.
"Ons leven stond stil. Mijn ouders verloren hun dochter, ik mijn zus. Ze had al acht maanden in Australië gereisd, het was de tijd van haar leven. Ze hield van de natuur, van de mensen om haar heen. Ik was zo trots dat ze die reis maakte. Veel mensen fantaseren daar alleen over, zij dééd het gewoon. Dat het in deze horror afliep, is onbeschrijfelijk."
De dagen na de brand, klopjacht op de dader
Op een persconferentie in Childers wijzen de autoriteiten een dag na de brand de 36-jarige Australiër Robert Paul Long aan als verdachte. Hij zou uit woede, omdat hij vanwege een betalingsachterstand het hostel uit was gezet, de boel in brand hebben gestoken. Na die vreselijke daad slaat hij op de vlucht.
"Ik was in alle staten toen ik dat hoorde", zegt Joly's broer. Het liefst reist hij – toen 25 jaar oud – na dit nieuws direct naar Australië om de dader zelf op te zoeken, maar zijn vader is na het verschrikkelijke nieuws over zijn dochter ingestort, dus ze kunnen niet weg.
Ook Rob is met stomheid geslagen. Hij was een week voor de brand nog kamergenoot van de brandstichter. "Hij werd Rob 1 genoemd, ik Rob 2. Ik weet dat hij me een keer aansprak omdat ik zo lang ben, maar verder zei hij nooit veel. Hij was ook ouder dan de meesten. Een vreemde man, vaak dronken, onverzorgd met een boos gezicht. Ik keek er niet van op dat hij de dader was."
Bekentenis op bankbiljet
Vijf dagen lang is Robert Paul Long op de vlucht. De politie vindt hem na een klopjacht in een bos, waar hij wordt neergeschoten als hij een agent en een politiehond steekt met een mes. Hij denkt dat hij gaat sterven en bekent de brand te hebben aangestoken. De agenten hebben geen papier bij zich en schrijven de bekentenis op een bankbiljet.
In de rechtszaal trekt hij zijn bekentenis in. Rob is daarbij. Hij is opgeroepen om te getuigen. "Het was raar om tegenover hem te zitten. Hij is het gezicht van het kwaad. Hoe laf kun je zijn? Een houten gebouw met allemaal slapende mensen in brand steken? Ik zou graag van hem horen waarom hij het heeft gedaan. Ik heb een paar keer geprobeerd oogcontact te maken. Om hem met mijn blik duidelijk te maken hoe boos ik was. Maar hij keek niet."
Long zegt niets in de rechtszaal, behalve dat hij onschuldig is. Geen berouw, geen emotie. Niets. Hij heeft zelfs nog toe zitten kijken toen The Backpackers Hostel in brand stond.
De Australiër wordt tot levenslang veroordeeld voor de moord op twee van de vijftien slachtoffers, een Australische tweeling. Bewust niet allemaal om het proces te versnellen en de kans open te houden de zaak opnieuw te doen als hij zou worden vrijgesproken.
Mei 2020, bijna 20 jaar na de brand
De straf betekent in Australië dat Long na 20 jaar voorwaardelijk vrij kan komen. Dat moment is nu aangebroken. Hij heeft deze week een officieel verzoek ingediend. Komende maand beslist een speciale rechtbank of de vrijlating door kan gaan.
Joly's broer: "Wij konden een schadevergoeding krijgen na de dood van m'n zusje, maar dat hoefden we niet; we wensten maar één ding: dat deze man voor altijd de gevangenis in zou gaan."
Nu wil hij dan ook voorkomen dat Robert Paul Long weer op straat komt. Het doet hem pijn dat hij vorige week in de krant moest lezen dat er mogelijk sprake is van vrijlating. "Voor ons komt het als een donderslag bij heldere hemel. Hij verdient het om in de cel te blijven tot de dag dat hij sterft. Als dat niet gebeurt zijn alle mensen die er door getroffen zijn terug bij af. Dit monster heeft de levens van 15 jonge mensen en hun families verwoest."
"Dat laten we niet nog een keer gebeuren", zegt Jochy zelfverzekerd. "Het is aan ons, de mensen die het hebben overleefd, om zijn vrijlating tegen te houden." Jochy trommelt op dit moment nabestaanden en overlevenden op om hun verhalen op te schrijven. Met veel van hen heeft hij contact gehouden na de brand.
Jochy gaat de verhalen bundelen en als drukmiddel naar Australië sturen. Ook kijkt hij samen met andere overlevenden en de voormalige burgemeester van Childers naar mogelijkheden als het inschakelen van een advocaat. Misschien kan Long alsnog aangeklaagd worden voor de dood van de andere 13 backpackers.
Jochy: "Het kan niet zo zijn dat deze gruwelijke moordenaar zo weer gewoon op straat loopt, terwijl onze levens voor eeuwig getekend zijn."
Hij verzet zich ook tegen de vrijlating van Long uit eerbied voor Childers, waar hij regelmatig terugkeert. Voor het dorp is de brand een trauma. Hij is de dorpsbewoners dankbaar voor hoe hij en de andere backpackers zijn opgevangen in de week na de brand. "We kregen alles, kleding, een slaapplaats, eten en we konden zoveel als we wilden naar huis bellen. In een week tijd heb ik het slechtste en het mooiste van de mens gezien. Het dorp is een tweede thuis voor me geworden. De vrouw die ons heeft opgevangen noem ik mijn surrogaatmoeder."
Ook Rob heeft het dorp en zijn inwoners voor altijd in zijn hart gesloten. Zijn dochtertje kreeg als tweede naam Isis, mede vernoemd naar het de regio waarin Childers ligt. "Wij konden na een week weggaan uit Childers, maar de bevolking moest blijven. We delen iets samen. Zij weten precies wat wij hebben meegemaakt."
Niets dan ellende
Voor Joly's broer brengt de herinnering aan Childers niets dan ellende. "Elk jaar op 23 juni heb ik het zwaar. Deze keer zal het nog moeilijker worden met de gedachte dat de dader mogelijk weer op straat loopt. Met dat idee kan ik niet leven."
Na een zucht en een paar seconden stilte: "Ik zal altijd voor mijn zusje blijven knokken en ervoor zorgen dat dit monster nooit, maar ook nooit meer vrijkomt."