Nog niet zo lang geleden spraken we nog over plofklassen op de basisschool, maar de gemiddelde grootte van een klas is opnieuw licht gedaald.
In 2017 had 32 procent van de klassen meer dan 26 kinderen, afgelopen jaar lag dat een procent lager, blijkt uit cijfers van het ministerie.
Minder grote klassen
Op 70 procent van de scholen zitten er gemiddeld tussen de 20 en 25 leerlingen in een klas. Gemiddeld zitten er in een klas nu 23 kinderen.
Er zijn ook minder grote klassen dan vorig jaar. Geen enkele school heeft een gemiddelde groepsgrootte van 30 leerlingen of meer.

Lerarentekort
Onderwijsorganisaties en actievoerders verwachten overigens dat de daling tijdelijk zal zijn, want het lerarentekort wordt alleen maar groter. Op sommige plekken in het land worden klassen al regelmatig samengevoegd of naar huis gestuurd.
Dat zie je niet terug in zo'n gemiddelde, erkent ook minister Slob van Onderwijs. "Er is dan ook geen enkele reden om te juichen", zegt hij. "Het lerarentekort is nog steeds een groot probleem. We moeten er ook alles aan doen om de scholen te ondersteunen om dat probleem het hoofd te bieden. Daar hebben we onze handen vol aan."
In het speciaal onderwijs worden de klassen wel iets groter. Slob laat uitzoeken waaraan dat ligt.

Meer kritiek op de cijfers
Overigens is er vanuit het onderwijs nog wel meer kritiek op de cijfers. Zo zijn er door de invoering van het passend onderwijs meer leerlingen in een klas die extra aandacht nodig hebben vanwege leer- en gedragsproblemen.
Dat betekent dat een groep van 25 kinderen er nu anders uitziet dan voor de invoering van het passend onderwijs. Een leraar moet met veel meer dingen tegelijk bezig zijn, iets dat je niet terugziet in de cijfers.
Ook het feit dat de cijfers een gemiddelde voor heel Nederland geven kan op kritiek rekenen. Er kan een vertekend beeld ontstaan omdat klassen in de ene regio groter zijn dan in een andere regio.