Twee maanden na de grote aardbeving in Turkije en Syrië moeten hulporganisaties nog alle zeilen bijzetten om de lokale bevolking te helpen. Er komen elke keer nieuwe uitdagingen bij, vertelt Daphne Mulder. Zij werkt voor het Rode Kruis, en is sinds een maand in Syrië.
Mulder controleert of de hulpverlening aan het rampgebied effectief verloopt. "Ik word betaald van het geld van Giro 555, om te kijken of de humanitaire projecten goed lopen en of we de juiste mensen bereiken."
Giro555 heeft tot nu toe meer dan 108 miljoen euro opgehaald om hulp te bieden aan de gebieden die in Turkije en Syrië zijn getroffen door aardbevingen. Het geld wordt verdeeld over verschillende organisaties en projecten, waaronder het Rode Kruis.
De verwoesting van de aardbevingen komt bovenop het geweld van het conflict waar Syrië al sinds 2011 mee te maken heeft. "Het was de eerste dagen moeilijk te zien welke schade door de aardbeving kwam, en wat er door het conflict al was verwoest", vertelt Mulder. Ze reisde de afgelopen weken door Syrië, en bezocht onder andere de steden Aleppo en Jableh in het noorden.
"Bij de hulpverlening moeten we denken in jaren, niet in dagen of weken", zegt Daphne Mulder. "De infrastructuur is zwaar beschadigd door jaren conflict en nu een aardbeving, er is daardoor weinig elektriciteit, de scholen en ziekenhuizen zijn verwoest, er is niet genoeg benzine, en nu is er ook sprake van een cholera-uitbraak. Mensen zitten heel dicht bij elkaar, en er is niet altijd genoeg zeep of water. Daardoor is de kans op een verdere cholera-uitbraak groot, terwijl de ziekenhuizen al overbelast zijn."
Niet overal toegang
Sinds begin februari kampen zowel Syrië als Turkije met zware aardbevingsschade. Hulporganisaties hebben veel moeite om in gebieden van Syrië te komen die niet in handen zijn van het regime van Syrische leider Assad. "We hebben maar beperkte toegang tot het getroffen gebied, maar op de plekken waar we wél toegang hebben, daar helpen we zo goed mogelijk", vertelt Mulder.
Politieke situatie
Sommige zwaargetroffen gebieden krijgen slechts mondjesmaat hulp. Dat heeft volgens Midden-Oosten-correspondent Olaf Koens alles met de politieke situatie te maken: "De zwaarst-getroffen gebieden in Syrië zijn de noordelijke provincie Idlib, het laatste bolwerk van rebellen en jihadisten dat niet onder controle van Assad staat, en het district Afrin, waar Turkije het voor het zeggen heeft. De humanitaire hulp die in het gebied ook vóór de aardbeving al heel erg nodig was, is de afgelopen jaren in VN-verband ernstig beperkt, vooral omdat Rusland binnen de VN een vetorecht heeft."

"Hulp van andere landen, zoals het Nederlandse USAR-reddingsteam of een Belgisch veldhospitaal, zagen we in Turkije, maar niet in Syrië", zegt Koens. "De hulpverlening komt met veiligheidsrisico's die in Turkije niet aan de orde zijn. Diezelfde berekening maken ook veel kleinere hulporganisaties. Voor hen is hulp aan de getroffen gebieden in Syrië te complex. Tragisch, want een aardbeving trekt zich niets aan van grenzen."
Syrische Rode Halve Maan
Het Rode Kruis werkt in Syrië samen met de lokale zusterorganisatie, de Syrische Rode Halve Maan. Ze krijgen hulp van duizenden lokale vrijwilligers, vertelt Daphne Mulder. "Onze lokale partners weten precies welke hulp er nodig is, en de vrijwilligers van de Rode Halve Maan werken dag en nacht belangeloos door, om hun eigen bevolking te helpen."
"Zo sprak ik een jongen van een jaar of twintig die de eerste dagen na de aardbeving had geholpen met het zoeken naar overlevenden. Hij heeft drie oude schoolvrienden gevonden, die allemaal waren overleden. Maar na drie dagen wist hij een andere vriend levend onder het puin vandaan te halen. De jongen was heel trots dat hij een vriend heeft kunnen redden."
De lange termijn
De Syrische Rode Halve Maan richt zich naast noodhulp ook op projecten voor de langere termijn. "Bijvoorbeeld voor huisvesting voor mensen die nu in scholen of hotels worden opgevangen. We proberen ook te zorgen dat zo veel mogelijk kinderen naar school kunnen."
Daphne Mulder vertelt dat de lokale projecten voor mentale gezondheid veel impact op haar maken. "Er zijn hier veel kinderen die alleen nog maar een oorlogssituatie hebben meegemaakt, en die nu ook nog hun huis en familie zijn kwijtgeraakt. Daarom worden er ook veel psychosociale activiteiten georganiseerd. Die zien er vaak uit als spellen voor kinderen, maar met die spellen zorgen we dat ze hun emoties kunnen uiten, dat ze kunnen praten en dat ze ook kunnen spelen en even kind zijn."