Linkse partijen die niet verder komen dan tien zetels, partijen op rechts die worden uitgesloten, het CDA dat met zichzelf in de knoop zit: het formeren van een nieuw kabinet wordt een hele opgave. Maar niets is onmogelijk, bewijzen landen in Europa waar een bijzondere coalitie is gevormd.
België
Allereerst de wereldkampioen formeren – wereldkampioen als je kijkt naar hoeveel dagen ervoor nodig waren. Dat record stamt uit 2011, toen onze zuiderburen 541 dagen na de verkiezingen pas een nieuw kabinet installeerden. Even leek het erop dat de Belgen hun eigen record vorig jaar zouden verbreken, maar zover kwam het uiteindelijk net niet (al is een formatie van 493 dagen natuurlijk ook aan de lange kant).

Het resultaat na die 493 dagen: een coalitie met liefst zeven partijen. Wat het voor de Belgen lastig maakt, is dat hun land verdeeld is in gewesten, waarvan Vlaanderen en Wallonië de grootste zijn. De inwoners in die twee gewesten stemmen heel verschillend. In Vlaanderen zijn rechtse tot extreemrechtse partijen populair, in Wallonië links tot zeer links. Het gevolg: alleen met de rechtse, Vlaamse N-VA en de linkse, Waalse PS viel een regering te vormen.
Probeer die dan maar eens in een coalitie te krijgen. Een coalitie die de gevestigde partijen zonder de extreme partijen aan beide flanken wilden vormen. Daardoor bleek na 493 dagen de zogeheten 'Vivaldi-coalitie', vernoemd naar de componist, de beste optie. De vier jaargetijden, Vivaldi’s bekendste werk, werden de vier politieke families: socialisten, groenen, liberalen en christendemocraten vormden samen de nieuwe regering.
Maar dus wel een regering van zeven partijen. De doorbraak kwam overigens doordat beslissingen over inhoudelijke problemen en gevoelige onderwerpen (zoals de abortuswet, waar de partijen heel verschillend over denken) op de lange baan werden geschoven.
Oostenrijk
Ook Oostenrijk verraste vorig jaar met een bijzondere coalitie. De conservatieve, christendemocratische ÖVP van kanselier Sebastian Kurz besloot samen te werken met de Groenen. In de anderhalf jaar daarvoor regeerde Kurz nog samen met de ultrarechtse FPÖ.
Die coalitie viel uit elkaar door een politiek schandaal bij de FPÖ. Op de sociaaldemocraten was de ÖVP na jaren van samenwerken uitgekeken. De Groenen leken daardoor de enige overgebleven optie.

"Dat zo'n samenwerking tot stand komt, komt ook doordat de partijen een heel gedetailleerd coalitieakkoord presenteerden", zegt politicoloog Mariken van der Velden van de Vrije Universiteit in Amsterdam. "Daarbij is ook heel duidelijk welke onderwerpen de partijen liever niet samen bespreken en dus vooruitschuiven."
Ook is er een 'duidelijke uitruil', zegt Van der Velden. "Klimaat is naar de Groenen gegaan, net als Sociale Zaken. Binnenlandse Zaken, Financiën en de EU zijn daarentegen portefeuilles van de ÖVP geworden. De Groenen snapten dat het land bestuurd moest worden, maar wilden tegelijkertijd wel wat te zeggen hebben over onderwerpen die zij belangrijk vinden. De partijen behouden wel iets van controle, doordat de staatssecretaris vaak juist van de andere partij is dan de minister."
Denemarken
Dat principe, het kunnen uitdragen van de eigen waarden op bijpassende ministeries, gebeurde ook in Denemarken. In 2015 kreeg het land een volgens Van der Velden opvallende coalitie: eentje tussen Venstre (agrarisch), Liberal Alliance (liberaal) en de Dansk Folkeparti (conservatief, soort PVV van Denemarken).
Vooral opvallend: een coalitie met voor Deense begrippen veel partijen. "Drie partijen is in Denemarken uitzonderlijk", zegt Van der Velden. "Normaal besturen ze met een minderheidsregering of anders twee partijen."
Spanje
In Spanje zijn zelfs meerdere verkiezingen gehouden voor uiteindelijk een coalitie werd gevormd. "In Spanje hebben ze normaal helemaal geen coalities. Dat hebben ze nu voor het eerst. Daarom werden er ook meerdere verkiezingen uitgeschreven. De Spanjaarden wilden zeker weten of er niet een partij was die toch een meerderheid kon behalen."

Dat lukte dus niet. Er kwam een coalitie van de sociaaldemocraten en een radicaal-linkse partij.
Versplintering
"Je ziet in heel Europa een trend", zegt Van der Velden. "In veel landen is het politieke landschap versplinterd. Daar waar versplintering optreedt, en waar dus meer partijen een kleiner gedeelte van de stemmen hebben gekregen, duurt het formeren langer."
"Bij de formatie in 2012 in Nederland zag je dat ze er vrij snel uit waren. De VVD en de PvdA kregen allebei veel stemmen en konden met elkaar aan een meerderheid komen, hoewel ze niet per se elkaars favoriete partner zijn. Nu zijn er niet twee grote partijen. Ook zijn er verschillende partijen die nog niet veel ervaring hebben. Dat maakt het lastig."
Na de leugen van VVD-leider Rutte over de 'positie elders' voor CDA-Kamerlid Omtzigt is het nog moeilijker geworden, zegt Van der Velden. "De partijen vragen zich af hoe ze met elkaar om moeten gaan en wie ze kunnen vertrouwen. Ze willen de oude bestuurscultuur doorbreken, met meer samenspraak met de Kamer en een opener coalitieakkoord. Maar dat is moeilijk als je met veel partijen moet samenwerken. Dan is een regeerakkoord meestal helemaal dichtgetimmerd om de coalitie bij elkaar te houden en samenwerking mogelijk te maken."
Goede vertegenwoordiging
Het is dus niet eenvoudig om met meer partijen tot een consensus te komen, zegt politicoloog Van der Velden. "Makkelijker is het bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, waar de grootste partij meestal in z'n eentje regeert. Tegelijkertijd kan een veelheid aan partijen ook goed zijn. Er zijn blijkbaar verschillende visies op hoe de maatschappij moet worden ingericht. Met meer partijen worden zoveel mogelijk van die geluiden ook echt vertegenwoordigd in het parlement."