Je ziet iemand verdrinken in ijskoud water. Of je loopt 's avonds over straat en ziet dat iemand in elkaar wordt geslagen. Wat zou jij doen? In een milliseconde besluiten om je eigen leven te wagen om dat van een ander te redden: het is niet iedereen gegeven. In februari reed in Amsterdam een auto in het water. Vier mannen schoten te hulp, tientallen anderen bleven toekijken. Wat is toch het verschil tussen een gewone omstander en een echte held?
Toen Reinier Bosch in februari in een Hema in Amsterdam stond, hoorde hij een medewerkster schreeuwen. “Er rijdt iemand het water in!” Reinier rende naar buiten, zag de auto midden in het kanaal liggen, en kleedde zich meteen uit. Met een steen, die hij kreeg aangereikt van een onbekende, sprong hij het water in.
“Terwijl ik naar de auto zwom, zag ik hem steeds dieper wegzakken. Er zat een vrouw voorin de auto, die schreeuwde heel hard dat haar kind er nog in zat.” Reinier probeerde de ruit van de auto in te slaan met de steen, maar het glas was te sterk. De steen stuiterde terug. “Het was een halve baksteen, maar het lukte me maar niet om die ruit in te slaan.”
Gelukkig was Reinier niet de enige die in het water sprong. Drie andere mannen probeerden de vrouw en haar kindje van ongeveer twee jaar ook te bevrijden uit de auto: Ruben Abrahams, Rienk Kentie en Wietse Mol.
'Ik dacht niet na en sprong meteen het water in'
Wietse vertelt dat hij nauwelijks nadacht voordat hij het water in sprong. “Ik rende eerst naar mijn auto toe om een noodhamer te halen, en deed snel mijn kleding uit om in het water te springen. Terwijl we de vrouw en haar kindje uit de auto probeerden te halen, hebben ik niet met de andere jongens gepraat. We zeiden geen woord tegen elkaar. Maar toch werkten we moeiteloos samen.”
Dat zegt ook Ruben, die vanaf zijn kantoor de auto in het water zag rijden. Hij rende meteen naar zijn gereedschapskist om een hamer te pakken. “En toen dook ik in het water. Toen ik bij de auto aankwam, was Rienk daar ook al. Hij had geen steen of een hamer en probeerde de deur van de auto open te krijgen.”
Vanaf de kant keken veel mensen toe terwijl de mannen in het water lagen, iemand filmde het zelfs. Toch neemt Ruben het hen niet kwalijk dat zij niet in het water sprongen. “Als je wat ouder bent, of niet fysiek in staat bent om iemand uit een auto te redden, dan snap ik dat je het ook niet probeert. Er is heel veel kritiek geweest op een meisje dat alles heeft gefilmd. Maar zij stond op de tweede etage van een gebouw en kon niet snel naar beneden. Ondertussen heeft ze wel de politie gebeld, dus zij hielp op haar manier ook.”
Maar hoe komt het dat sommige mensen in een noodsituatie meteen in het water springen, terwijl anderen als bevroren toe blijven kijken? Neurowetenschapper Ruud Hortensius, die daar onderzoek naar deed, denkt dat er verschillende oorzaken voor zijn.
“Ieder persoon reageert op een andere manier op een gebeurtenis als een ongeluk. Ik denk dat dat komt door het samenspel tussen twee processen. Het eerste proces dat actief wordt bij zo’n gebeurtenis is dat van persoonlijk ongemak. Dat is gelinkt aan het evolutionaire mechanisme van bevriezing of vluchtgedrag.” Door dat proces word je zelf bang, of voel je de adrenaline als je een ongeluk ziet gebeuren.
Pas dan start het tweede proces: je voelt sympathie en compassie voor de slachtoffers. “Hoe sterker je dat voelt, hoe groter de kans is dat je gaat helpen”, zegt Hortensius. “De sterkte van de twee processen verschilt per persoon. Als je het eerste proces, dat van persoonlijk ongemak, heel sterk voelt, dan ben je minder geneigd om te helpen. Als je die empathie sterker voelt, is de kans groter dat je het water in springt.”
Terug naar die dag in februari. Het lukte Rienk om de deur van de auto open te krijgen, maar de auto stroomde daardoor vol met water en begon te zinken. Dus deed hij de deur weer dicht. “Het kindje keek me heel angstig aan”, zegt Rienk. Ondertussen zonk de auto, en het lukte de vier jongens niet om een ruit in te slaan.
Ruben: “Ik sloeg met mijn hamer heel hard op het zijraam. Maar ik kwam er niet doorheen. Ondertussen zag ik de moeder en haar kindje op de bijrijdersstoel zitten. Ze waren bang.”
'Het kindje had een bebloed gezicht en trilde helemaal'
Uiteindelijk lukte het Reinier om met zijn steen de achterruit van de auto in te slaan. “Maar de neus van de auto begon toen al te zinken”, zegt hij. “Dus de auto stond verticaal in het water.” Hij klom op de achterkant, en de moeder gaf haar kind aan, door de gebroken ruit heen. “Die trok ik er samen met Ruben uit.”
Ruben: “Het kindje had een bebloed gezicht en trilde helemaal. Reinier is ermee naar de kant gezwommen, en toen klom de vrouw op eigen kracht uit de auto. Ik wilde samen met haar even op de auto uitrusten voordat we naar de kant zwommen, maar binnen een paar seconden zonk de auto weg, naar de bodem.”
Pas toen iedereen veilig op de kant stond, kwam de brandweer aanrijden. De auto was toen al helemaal gezonken. “We hebben echt veel geluk gehad”, zegt Ruben. “Het was in dat kanaal zes meter diep. Binnen twee minuten hebben we die vrouw en haar kind uit de auto gehaald, en die zonk toen gelijk. Als we iets later waren geweest… Het was ons niet gelukt als de auto al onder water had gelegen.”
De moeder en haar kind zijn dus gered dankzij de snelle reactie van de mannen. Was die een paar seconden langzamer geweest, dan is het maar de vraag of de twee op tijd gered konden worden. Wetenschapper Ruud Hortensius denkt dat mensen sneller op noodsituaties reageren als ze er vaker aan bloot worden gesteld.
van links naar rechts: Wietse, Ruben, Reinier, burgemeester Eberhard van der Laan, Reinier en Rienk
“In een noodsituatie train je dat tweede proces, het proces van sympathie en compassie voor de slachtoffers”, zegt Hortensius. “Het wordt dan langzaam een reflex. Vergelijk het met judo. Het eerste dat je leert, is hoe je moet vallen. In het begin denk je daar nog over na, maar als je vaker valt, dan wordt het een reflex. Het tweede proces komt denk ik sneller en sterker op gang als je vaker in dit soort situaties terechtkomt. Je schiet dan dus sneller te hulp.”
Ruben merkte dat toen hij in februari het water in dook, vertelt hij. “In 2006 zag ik ook hoe een auto het water in reed. Het was tijdens de jaarwisseling, dus het was koud. Mensen sprongen het water niet omdat ze wisten dat ze dan onderkoeld zouden raken. Dus de auto zonk. Met inzittenden erin, terwijl wij toekeken.”
“Na anderhalf uur werd die auto uit het water gehaald. De mensen die erin zaten werden gereanimeerd. Het lukte niet. Ik heb daarna heel vaak gedacht: hoe komt het nou dat die mensen niet uit de auto zijn gehaald? Daar heb ik het wel moeilijk mee gehad. Toen die auto in februari in het water lag, moest ik wel even aan die mensen denken. Misschien dat ik daarom zelf ook zo snel in het water lag, ik wilde niet weer een auto met mensen naar de bodem zien zinken.”
Omdat de vier mannen in februari zo snel in actie kwamen, kregen ze een lintje. Die mochten ze ophalen in de ambtswoning van burgemeester Eberhard van der Laan. “Dat was een complete verrassing”, zegt Rienk. “Ik wist niet dat we een lintje kregen en verwachtte dat we alleen maar een handje zouden schudden met de burgemeester. Ik had mijn ouders dus ook niet uitgenodigd. Daar waren ze achteraf wel pissig over.”
“Ik had ook helemaal niet door hoe bijzonder het lintje was. Achteraf kwam ik erachter dat het de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon was. Dat is, na de Militaire Willems-Orde, de oudste dapperheidsonderscheiding in Nederland. Dat we die kregen, deed wel wat met me. Maar ook zonder dat lintje had ik die mensen gered”, lacht Rienk.
Hortensius denkt dat de hoeveelheid omstanders bij een ongeluk invloed heeft op hoe snel mensen te hulp schieten. “Hoe drukker het ergens is, hoe groter de kans is dat mensen afwachtend reageren.” Voor een onderzoek analyseerde hij de hersenactiviteit van mensen die naar een filmpje van een ongeluk kijken. Naarmate er meer toeschouwers te zien waren, nam de hersenactiviteit af.
“Je zou je dus kunnen afvragen waar je beter een ongeluk kunt hebben: in een drukke stad of op het platteland. Dat is weleens onderzocht, maar de onderzoekers kwamen er toen niet uit”, zegt Hortensius. “In de stad is het drukker, dus de kans neemt toe dat iemand wel snel reageert. Maar op het platteland kennen mensen elkaar beter, en dan neemt de empathie toe waardoor mensen ook sneller geneigd zijn om te helpen.”
“Als je zelf een ongeluk hebt gehad, is het in ieder geval slim om mensen persoonlijk aan te spreken. Lig je bijvoorbeeld op straat na een vechtpartij, dan helpt het om te zeggen: ‘Jij daar, met die groene jas, kan jij me overeind helpen?’ Dan schieten mensen je makkelijker te hulp.”
Door Lisa Boerop