Naomi zat jarenlang enorm met zichzelf in de knoop, tot ze aan de bel trok bij de huisarts en bij een fijne therapeute terechtkwam. "Ik heb medicatie die mijn angsten en neuroses verminderen. Het gaat nu stukken beter met me."
"Ik merkte al vroeg dat ik ‘anders’ was. Op de basisschool had ik maar weinig vriendinnetjes, omdat ik op de een of andere manier de aansluiting miste met andere kinderen. Ook durfde ik niet bij klasgenootjes thuis te gaan spelen, want ik was erg gehecht aan mijn ouders, huis en eigen speelgoed."
"Mijn spullen waren heilig voor mij, ik was er erg zuinig op. Andere kinderen zag ik vrolijk steeds met een ander spelen, maar ik hield me vast aan wat ik kende en wat vertrouwd voelde. Nieuwe dingen vond ik erg spannend. Gelukkig had ik een paar vriendinnen en werd ik niet gepest. Ik mocht zijn wie ik was."

"Dat veranderde op de middelbare school. Ik moest nieuwe vrienden maken en dat lukte niet goed. Ik kwam niet mee met de rest. Ons huiswerk en alle roosters kende ik uit mijn hoofd, dat vonden de andere leerlingen maar raar. 'Wandelende agenda', noemden ze mij. Grapjes snapte ik vaak niet. Ik nam alles letterlijk en hapte snel, tot hilariteit van de klas."
Ontwikkelingsstoornis
"Iedere dag werd ik gepest en buitengesloten. In de pauzes was ik vaak alleen, bijna nooit sprak ik na school met iemand af. Ik werd steeds ongelukkiger, wilde niet meer naar school en meldde me ziek."
"Mijn ouders zagen dat het niet goed ging met mij en na anderhalf jaar mocht ik naar een andere school waar het gelukkig beter ging. Rond die tijd werd ik voor het eerst onderzocht, omdat ik zo vastliep op school en in sociale contacten. De diagnose luidde toen PDD-NOS, een ontwikkelingsstoornis. Ik was veertien, wilde helemaal niet anders zijn en riep meteen dat ik dit niet had. Ik ontkende het. Hulp of begeleiding kreeg ik ook niet na deze diagnose, en in de jaren erop modderde ik maar wat aan."
'Ik was niet bezig met uitgaan, het trok me totaal niet. Meestal zat ik thuis. Tuurlijk voelde ik me soms eenzaam'
"Na de middelbare school volgde ik een opleiding tot onderwijsassistent. In tegenstelling tot mijn studiegenoten was ik niet bezig met uitgaan; disco’s en kroegen trokken mij totaal niet. Meestal zat ik thuis. Tuurlijk voelde ik me soms eenzaam. Ik wilde graag een goede vriendin, iemand die ik kon bellen of mee kon afspreken, en met wie ik echt de diepte in kon gaan."
"Ik had wel wat vrienden, maar helaas bleef het contact meestal oppervlakkig. Inmiddels had ik werk in de kinderopvang, maar dat viel me zwaar. Het geluid van schreeuwende of huilende kinderen kwam keihard bij mij binnen, alsof ik geen filter had. Met mijn collega’s had ik niet echt een klik. Dat lag zeker ook aan mij. Als iemand mij vroeg hoe mijn weekend was geweest, vertelde ik honderduit zonder een wedervraag aan die ander te stellen. Zij dachten waarschijnlijk dat ik geen interesse in hen had, maar het was geen onwil van mij. Het kwam gewoon niet in mij op om iets te vragen."

"Drie jaar geleden ging het echt niet goed. Ik kreeg steeds meer last van hypochondrie, iets waarvoor ik altijd al gevoelig ben geweest. Ik weet nog dat ik altijd overal bang voor was, voor ziektes of bepaalde vaccinaties die je kon halen. Anderen hadden mij nare verhalen verteld, waardoor ik nog banger werd. De afgelopen jaren werd deze angst steeds groter. Ik hoefde maar iets te lezen over een ziekte of een aandoening, en ik was ervan overtuigd dat ik dit ook had. Daarmee kon ik mezelf helemaal gek maken."
"Ik lag urenlang in bed te piekeren. Ook kreeg ik last van dwanggedachten. Dan was ik bang om naar buiten te gaan, omdat ik daar geen lucht kon krijgen. Of ik dacht dat ik mezelf of iemand van wie ik hield iets moest aandoen. Gelukkig is dat nooit gebeurd en heb ik niet aan zelfbeschadiging gedaan, maar die gedachten waren wel heel beangstigend. Wat was ik nu waard, dacht ik. Van nature ben ik energiek en vrolijk, dit paste helemaal niet bij mij. Ook mijn omgeving maakte zich zorgen. Ik trok aan de bel bij de huisarts en kwam terecht bij een fijne therapeute die mij hielp omgaan met mijn angsten."
'Ik voelde me gezien en gehoord. Alles viel op z'n plek'
"Het was mijn therapeute die na verloop van tijd aan mij vroeg of ik me niet nog eens wilde laten testen op autisme, omdat de term PDD-NOS verouderd was. Daar stond ik voor open, want ik wilde weten waarom ik zo met mezelf worstelde. Begin dit jaar kreeg ik de diagnose: ik heb autisme. Punt uit. Waar PDD-NOS nog ruimte overliet voor twijfel - deze diagnose houdt eigenlijk vooral een communicatiestoornis in - was er nu geen twijfel meer mogelijk."
Medicatie
"Terwijl ik me er als puber flink tegen verzet had en mijn hoofd in het zand stak, voelde ik nu gek genoeg juist opluchting. Ik voelde me gezien en gehoord, alles viel op z’n plek. Nu kon ik de juiste hulp krijgen. Inmiddels sta ik op de wachtlijst voor psycho-educatie, een therapievorm waarbij ik mijn situatie beter ga begrijpen en mijn eigen gebruiksaanwijzing leer maken. Daar kijk ik naar uit. Ook heb ik medicatie gekregen die mijn angsten en neuroses verminderen. Ik kan nu volmondig zeggen dat het stukken beter gaat met mij."
“Ik merk dat er rond autisme bij vrouwen nog veel vooroordelen zijn. Mensen denken dat ik ben zoals te zien is in de film Rain Man of de documentaire Kees. ‘Oh, dus jij bent de hele dag auto’s aan het tellen?,’ is mij weleens gevraagd. Maar bij vrouwen uit het zich anders: daar zie je vaak kenmerken als hypochondrie, PMS rond de menstruatie, eetproblemen of een dwangstoornis. Vaak worden er andere diagnoses gesteld, zoals AD(H)D, depressie of een angststoornis. Zelf kreeg ik ook een te lichte diagnose. Nu gaat het gelukkig stukken beter met me. Ik wil nooit meer zo met mezelf in de knoop zitten en me afvragen of ik gek aan het worden ben.”
Wil je geen aflevering van deze rubriek missen? Klik dan op de Nooit Meer-tag hieronder en vervolgens linksboven op 'Volgen'.
Nooit meer?
Wil jij ook je verhaal kwijt en vertellen wat je 'nooit meer' wil meemaken, doen of juist laten? We zijn benieuwd naar jouw verhaal. Mail ons op weekendmagazine@rtl.nl