De lonen zijn in de afgelopen jaren maar nauwelijks zijn gestegen, en dat wordt vooral veroorzaakt doordat de arbeidsproductiviteit nauwelijks is gegroeid. Dat concludeert het Centraal Planbureau (CPB).
De lonen zijn in de afgelopen jaren maar nauwelijks harder gestegen dan de inflatie en dus gingen werknemers er in koopkracht maar nauwelijks op vooruit. En dat terwijl de inflatie historisch laag is.
De matige loonstijging wordt dan ook door een andere factor veroorzaakt, concludeert het CPB. Er wordt maar nauwelijks harder en efficiënter gewerkt, de groei van de arbeidsproductiviteit zwakte flink af.
Investeren in innovatie
Volgens het CPB, dat het kabinet adviseert op economisch gebied, kan de teruglopende groei arbeidsproductiviteit worden aangepakt door te investeren in innovatie. De overheid zou daar een rol in kunnen spelen met bijvoorbeeld belastingvoordelen, subsidies en bescherming van intellectueel eigendom.
Ondertussen stijgt de arbeidsproductiviteit weliswaar minder hard, maar hij stijgt dus nog wel. En in theorie zou er dus wel ruimte voor meer loonsverhoging zijn. Dat dit niet gebeurt, komt doordat het zogeheten loonaandeel kleiner is geworden. Het loonaandeel is het gedeelte van het bruto binnenlands product (bbp, alles wat me met elkaar verdienen) dat naar werknemers gaat.
Minder van de koek
Waarom het stuk dat naar werknemers gaat, kleiner is geworden, weet het CPB niet. "We hebben uitgebreid onderzoek gedaan en allerlei verklaringen nagelopen”, zegt Yvonne Adema, onderzoeker van het CPB.
"Maar we konden geen bewijs vinden dat factoren zoals marktmacht, technologische ontwikkeling of globalisering van invloed is." Mede doordat er veel samenhang is tussen deze zaken, is het lastig om te meten wat de invloed is. "We konden geen robuuste verklaring vinden", aldus Adema.

Flexibilisering?
Het CPB kan ook geen hard bewijs vinden dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt structureel zorgt voor minder loonstijging.
Wel constateert het CPB dat een grote flexibele schil ervoor zorgt dat loonschommelingen die worden veroorzaakt door economische voor- en tegenspoed minder groot zijn.
Onderhandelingspositie
Dat komt, zo denkt het CPB, doordat als het goed gaat met de economie en er weinig werklozen zijn zoals nu, er veel vraag is naar tijdelijke arbeidskrachten. En die zullen in eerste instantie hun gunstige uitgangspositie op de arbeidsmarkt gebruiken om een vaste baan af te dwingen, in plaats van een hoog salaris. En dat werkt door in het gemiddelde loon, dat hierdoor minder hard zal stijgen.
Andersom: als het economisch tegenzit, vliegen tijdelijke arbeidskrachten er vaak als eerste uit. Omdat zij door de bank genomen een lager inkomen hebben, wegen deze minder zwaar mee bij het uitrekenen van het gemiddelde loon voor de totale beroepsbevolking.