Nederlandse werknemers zijn er vorig jaar niet echt op vooruit gegaan; hun lonen stegen ongeveer even hard als de inflatie. De stijging van de cao-lonen blijft ver achter bij de economische groei van ruim 3 procent.
De lonen die vakbonden wisten uit te onderhandelen met werkgevers, stegen ook minder hard dan in 2016. Toen kregen werknemers er 1,8 procent bij, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. Omdat de inflatie toen met 0,3 procent historisch laag was, zette die loonsverhoging nog wel zoden aan de dijk.
De prijzen stegen vorig jaar (tot en met november) met gemiddeld 1,4 procent. "Netto gingen werknemers er dus niet of nauwelijks op vooruit vorig jaar", legt een woordvoerder van het CBS uit. Ongeveer 80 procent van alle werknemers valt onder een cao.
Vooral ambtenaren kwamen er vorig jaar bekaaid vanaf, met een loonstijging van 0,7 procent. Ter vergelijking: Dat mensen in overheidsdienst minder loon erbij kregen, was overigens afgesproken, omdat ambtenaren er in 2016 maar liefst 3,4 procent bij kregen.
Vakbonden willen meer
Wie bij een boer of tuinbouwer werkt, ging er vorig jaar wel op vooruit: in de landbouw stegen de lonen met 2,3 procent het hardst. Dat komt overigens nog niet in de buurt van wat vakbond FNV dit jaar wil bereiken tijdens de onderhandelingen over nieuwe cao.
In oktober vorig jaar kondigde de vakbond aan om in te gaan zetten op 3,5 procent meer loon. Ook CNV beloofde vorig jaar de looneisen flink op te schroeven.
Steun uit Den Haag
In de oproep om meer loon staan de vakbonden niet alleen: onder meer DNB, de op dat moment demissionaire premier Rutte en minister van Financiën Dijsselbloem pleiten vorig jaar voor meer loon.
Of dat gaat gebeuren is maar de vraag, meldde het Centraal Planbureau onlangs. Want ondanks dat de economie ook volgend jaar met meer dan 3 procent zal groeien, is meer loon volgens het CPB vooral weggelegd voor mensen die van baan veranderen.