Internetaanbieders mogen vanaf januari niet meer adverteren met download- en uploadsnelheden die in de praktijk helemaal niet haalbaar zijn. Daardoor moet het voor consumenten duidelijker worden wat zij echt krijgen.
In advertenties mogen de providers nog de maximumsnelheid aanprijzen, maar ze moeten daar wel bij zeggen dat de daadwerkelijke snelheid lager kan liggen. Ook zijn er voorwaarden verbonden aan wat de maximumsnelheid mag heten. Minimaal 90 procent van die snelheid moet in zeker een op de tien metingen gehaald worden.
Meer regels voor contracten
In de contracten moeten aanbieders nog veel duidelijker zijn. Zo moet de minimumsnelheid opgenomen worden: dat is de snelheid die een internetdienst 'te allen tijde' moet kunnen halen, storingen daargelaten.
Ook moet de normaliter beschikbare snelheid worden vastgelegd. Dat is de snelheid die in acht op de tien metingen gehaald moet worden. De maximumsnelheid moet ook in het vervolg in je contract worden vastgelegd, net als de maximumsnelheid op mobiele netwerken.
De regels gelden vanaf 1 januari voor nieuwe contracten en vanaf 1 maart voor bestaande gebruikers.