Het Openbaar Ministerie heeft in hoger beroep 19 jaar en 11 maanden cel geëist tegen verdachte Hüseyin A. (51) voor het doden en verkrachten van Milica van Doorn (19) in 1992. De rechtbank veroordeelde A. in 2018 tot twintig jaar cel, maar A. ging daartegen in beroep.
"Het misdrijf heeft geleid tot een grote schok in de maatschappij"
Milica van Doorn werd dood aangetroffen bij een vijver in Zaandam. De zaak bleef lang onopgelost tot A. in 2017 tegen de lamp liep na een DNA-verwantschapsonderzoek. Hij was een van de twee mannen die daaraan niet meedeed, maar een broer wel. Verder onderzoek leverde een match op van zijn DNA met het sperma dat in en op het lichaam van Milica was aangetroffen.
Het Openbaar Ministerie (OM) acht bewezen dat A. Milica heeft gedood en verkracht. Zijn alternatieve scenario, dat hij en Milica een geheime seksrelatie hadden en dat daardoor zijn sperma op Milica terecht was gekomen, acht het OM ongeloofwaardig.
In zijn eerste verklaring zei A. dat geesten hem hadden overgenomen. Volgens het OM voelde hij zich daardoor niet schuldig, en moet dat worden gezien als een impliciete schuldbekentenis.
Gerald Roethof en Judith Brassé, de advocaten van A., zijn van mening dat in verloop van tijd essentiële sporen (DNA, nagels, (schaam)haar, slip) verloren zijn gegaan. "Ze zijn door het onderzoeksteam vernietigd en daardoor is ons een goede verdediging ontnomen." Dat maakt in hun ogen dat er geen sprake is van een eerlijk proces.
Verder vinden zij dat niet kan worden vastgesteld of er sprake was van vrijwillig of onvrijwillig contact. "En zijn er genoeg ontlastende elementen: geen DNA van cliënt op het lemmet, of kleding en er is geen overweldigend DNA-bewijs."
Roethof: "Als je kijkt naar het weinige wat we wel hebben, kan je niet met een voldoende mate van zekerheid zeggen dat we hier de dader hebben van een levensdelict en van een brute verkrachting." Hij en collega Brassé pleiten voor vrijspraak voor zowel het doden als de verkrachting.
Verdachte Hüseyin A. kreeg het laatste woord en herhaalde niet de dader te zijn, en niet de verkrachter. "Dat is het, voor de rest zeg ik niks. Meer woorden heb ik niet." Op 10 februari zal het Gerechtshof Amsterdam uitspraak doen.
