Word lid van een vakbond
OPINIE | De FNV heeft de wind weer in de zeilen. Het ledental steeg in september en oktober. Er is positieve berichtgeving in de media, bijvoorbeeld over hoe jongeren weer wat zien in de vakbond.
Wie de realiteit via de media of social media verneemt – en daar is bijna niet aan te ontkomen – zou het bijna als een trend of hype gaan zien. Mensen worden weer lid, er hangt een positieve vibe omheen, iedereen wil bij een winnende club horen. De negatieve beeldvorming uit het verleden – vergrijzing, logge bureaucratische instituten – is weg.
We leven in een spektakelmaatschappij, schreef Guy Debord, waarin beelden worden gebruikt om menselijke interacties te beïnvloeden. Via simpele verhaallijnen interpreteren we de wereld. Zo gaan we denken dat ideeën en beeldvorming ons leven vormen. Maar dat verhult de materiële realiteit, die economischer en minder vluchtig is dan je zou denken.
In de realiteit neemt de ongelijkheid toe, worden natuurlijke hulpbronnen opgemaakt en stijgen de winsten ten koste van de lonen. De realiteit gaat bijvoorbeeld over dat het klimaat verandert. Niet over het subcultuurtje van activisten die daar iets tegen proberen te doen en de mensen die dat dan weer te radicaal vinden. Dat is de cultuuroorlog tussen stad en platteland, tussen hoog- en laagopgeleid. Wie zich daar in verliest heeft het niet meer over klimaatverandering zelf.
Zo zijn vergrijzing en bureaucratisering te vluchtige verklaringen voor ledendaling van vakbonden. Net als dat trends, verjonging en bij een winnend team willen horen te vluchtig zijn om ledengroei te verklaren. Het zijn logischerwijs geen oorzaken maar gevolgen – als er weinig actie wordt gevoerd dan vergrijs je en wordt je organisatie meer naar binnen gericht en statischer. En als er veel actie wordt gevoerd dan ga je dat zien in de leeftijdsopbouw en in de interne dynamiek.
Er wordt veel actie gevoerd omdat de tegenstellingen tussen arbeid en kapitaal zichtbaarder zijn dan in de afgelopen jaren. De hoge inflatie zorgt ervoor dat huishoudens verarmen terwijl de winsten hoog blijven. We willen daarvoor gecompenseerd worden met loonstijging. Bedrijven en sectoren met een hoge vakbondsorganisatiegraad – NS, streekvervoer, metaal – kunnen met stakingen platgelegd worden. Of dat nou echt gebeurt of dat het met snel onderhandelen voorkomen wordt, in alle gevallen leidt het tot loonstijgingen die ver boven het Nederlands gemiddelde liggen.

Niet symbolische acties, maar disruptieve stakingen leiden tot de meeste loongroei. De economische schade die stakingen aan een bedrijf kunnen toebrengen moet hoger zijn dan het totaal van de loonkostenstijging dat wordt besteed om die stakingen te voorkomen. De krachtmeting tussen de stakingskas van een vakbond en de reserves van een bedrijf bepaalt de uitkomst, niet de beeldvorming rondom een symbolische actie, de leeftijd van de betrokkenen of het gepraat in de media.
Het nut van disruptieve actie wordt zichtbaar door het aantal uitbetaalde stakingsuitkeringen in een jaar te leggen naast de loongroei in datzelfde jaar. Het aantal stakingsuitkeringen reflecteert hoeveel mensen meedoen en hoeveel dagen ze staken. Wie naar de CBS-reeks over stakingsdagen kijkt – dus inclusief kleine en/of symbolische acties – ziet een veel minder sterke correlatie. De boel plat leggen werkt.
Zo lang vakbonden in staat zijn om de boel plat te leggen, is lid worden van een vakbond een investering die zich terugbetaalt. De 17,75 euro contributie per maand verdien je bij een modaal inkomen al terug als de door stakingsdreiging voor elkaar gekregen loonstijging 1 procentpunt hoger is dan het zou zijn zonder stakingsdreiging. In de jaren daarna bouwt elke cao-loonsverhoging voort op deze, dus één keer in actie komen is een winstgevende operatie.
En dan te bedenken dat niet alleen sectoren met een hoge organisatiegraad in actie kunnen komen. Vakbonden kunnen zich focussen op cruciale bedrijven met een lage organisatiegraad. Die inzet kunnen vakbonden betalen omdat de door stakingen veroorzaakte ledenwinst voor extra inkomsten zorgt. Werknemers in sectoren met een lage organisatiegraad zien hoe de stakingen bij bijvoorbeeld de NS tot resultaat leiden. Die 'thirst trap' zorgt ervoor dat mensen zelf ook in actie willen komen.
Dit gebeurt tegen de achtergrond van hoge personeelstekorten, waardoor looneisen nog sneller ingewilligd worden. Lid worden van een vakbond was – alleen al uit financiële overwegingen – nog nooit zo'n open deur.