Van crisismaatregel naar crisismaatregel
"We zitten in een crisis en moeten nu samen crisismaatregelen nemen totdat de economie weer normaal functioneert!"
Dat is de Nederlandse crisisaanpak in één zin. Er zitten twee denkfouten in, verscholen achter de woorden "samen" en "normaal."
Wat betekent het woord "samen"? Dat betekent vaak dat er één of ander sociaal akkoord wordt gesloten tussen vakbonden, werkgevers en het kabinet. Huishoudens krijgen er geld bij en in ruil daarvoor dalen de lasten voor bedrijven, of wordt de arbeidsmarkt hervormd. Het kabinet, met een mandaat van vier jaar, is daarbij vooral geïnteresseerd in het creëren van draagvlak. De koopkrachtcrisis is opgelost en de publieke opinie slikt het, want als zowel werkgevers als vakbonden er achter staan zal het wel goed zijn.
Maar onder een volgend kabinet komen dan de problemen aan het licht. Dat geld dat huishoudens erbij kregen, was geen loonsverhoging maar een eenmalige koopkrachtreparatie. Huishoudens konden eenmalig in 2022 hun consumptie op peil houden – fijn voor bedrijven – maar hebben niet structureel hun positie verbeterd. Door die gedaalde lasten voor bedrijven slonken de inkomsten voor de overheid. En de hervorming van de arbeidsmarkt bleek zoals altijd een flexibilisering te zijn, waardoor huishoudens een nog zwakkere positie op de arbeidsmarkt kregen.
Geen structurele inkomensverbetering, een overheid die niet kan investeren én steeds meer onzekerheid voor Nederlandse werknemers. We staan dan met krukken en een bloedneus aan de startstreep van de volgende crisis.
Want wat betekent het woord "normaal"? Dat de economie groeit, dat de koopkracht stijgt? Die twee dingen gebeuren inderdaad vaker wel dan niet. Maar de geschiedenis van geïndustrialiseerde economieën laat zien dat het ook uiterst normaal is om van crisis naar crisis te bewegen. Soms is er een oorlog, soms is olie en gas duur, soms is er een pandemie, het klimaat en onze leefomgeving staan zwaar onder druk. Bij het ene geopolitieke conflict kan energie als pressiemiddel gebruikt worden, bij het andere consumentenartikelen, voedsel of water. We hebben geen idee wat de crisis van 2028 veroorzaakt, of die van 2034.
Wel weten we dat we in 2028 of 2034 beter geen lage inkomens, verzwakte overheid of geflexibiliseerde arbeidsmarkt kunnen hebben. Ook weten we dat sociaal akkoorden hun schaduw ver, ver vooruit kunnen werpen. We hebben nog altijd een sociaaleconomische structuur gebaseerd op loonmatiging, terwijl het Akkoord van Wassenaar maar liefst veertig jaar oud is.
De afgezwakte variant van zulke historische missers is het 'koopkrachtplusje'. Een energietoeslag, een lagere laagste schijf van de inkomstenbelasting, een inkomensafhankelijke aftrekpost. Allemaal dingen die je beter wel dan niet kunt doen, want de koopkracht verbetert erdoor. Maar het blijft pleisters plakken.
Dat de schuldenproblematiek momenteel zo toeneemt komt door een combinatie van plotselinge hoge kosten en lage vrij besteedbare inkomens of spaarsaldi. Uiteindelijk kun je dat maar aan twee kanten oplossen. Hogere inkomens, of dat nou via het minimumloon of de cao-tafels gaat. En het beperken van plotselinge prijsstijgingen in voor huishoudens cruciale uitgaven. Was dat makkelijker geweest als de energiebedrijven nog in overheidshanden waren?