Ga naar de inhoud
Joeri de Wilde

Fossiele steen des aanstoots

Een ezel stoot zich in ’t gemeen, geen tweemaal aan dezelfde steen. Maar menig bewindspersoon verantwoordelijk voor klimaatbeleid moet inmiddels totaal geen gevoel meer in het voorhoofd hebben. De steen waar ik het over heb, is namelijk het ongebreidelde vertrouwen in marktwerking als oplossing voor de klimaatopwarming.

Keer op keer verwachten beleidsmakers dat olie- en gasbedrijven uit zichzelf in actie komen om de temperatuurstijging op aarde te beperken tot de wereldwijd afgesproken 1,5 °C. En telkens is het weer een verrassing wanneer de fossiele sector de rampzalige gevolgen van klimaatopwarming doodleuk negeert.

Momenteel is nog altijd meer dan 80 procent van het wereldwijde energieverbruik afkomstig van olie, gas en kolen. Willen we de klimaatdoelen halen, dan moeten deze vervuilende brandstoffen snel vervangen worden door de duurzame energiebronnen zon, wind en water: volgens het Internationaal Energie Agentschap moet het aandeel van fossiel in 2050 beperkt zijn tot 20 procent, en is er vanaf heden geen ruimte meer voor nieuwe olie- en gasprojecten.

Voor een succesvolle energietransitie lijkt het dus noodzakelijk dat juist de fossiele sector vol inzet op duurzame energie. Maar recente ontwikkelingen wijzen eerder op het tegenovergestelde.

Tegen elke klimaatlogica in starten veel oliemaatschappijen namelijk nog steeds meerjarige vervuilende projecten, die enkel winstgevend zijn bij een blijvende hoge vraag naar en prijs voor olie. Impliciet zeggen oliemaatschappijen hiermee dat ze niet geloven in het behalen van de wereldwijde klimaatdoelen.

En het wrange is dat, als ze eenmaal zo'n gigantisch olieproject zijn gestart, ze waarschijnlijk zullen doorgaan met de verdere ontwikkeling, zelfs al zou de vraag naar olie wel flink afnemen. Want als er al zoveel geld in is gestoken, worden de resterende kosten gedekt door de opbrengsten, is het idee. Eeuwig zonde natuurlijk, want dit geld had ook besteed kunnen worden aan duurzame energieprojecten, waarvoor juist nog een schrikbarend jaarlijks tekort is van 3 biljoen euro.

Net
Lees ook:
Net als in Noorwegen een klimaatstempel op je boodschappen? Zou zomaar eens kunnen

Maar ook als oliemaatschappijen wel mikken op verduurzaming van hun activiteiten, betekent dit lang niet altijd dat de wereldwijde CO2-uitstoot omlaag gaat. Want in plaats van ze te beëindigen, verkopen oliemaatschappijen dikwijls hun meest vervuilende projecten.

En waar oliemaatschappijen zelf vaak beursgenoteerd zijn, zijn de kopers van deze vervuilende projecten geregeld schimmige private-equityfirma's. Dit betekent dat vervuilende projecten van de beurs verdwijnen, uit het publieke zicht en gevrijwaard van de druk van duurzame aandeelhouders.

Private-equityfirma's zeggen zelf dat het de energietransitie juist ten goede komt dat zij deze projecten overnemen: uit de schijnwerpers en zonder de bemoeienis van (activistische) aandeelhouders kan veel efficiënter worden gewerkt aan het verminderen van de CO2-uitstoot. Dit is als een gevangene die beweert dat een gevangenis zonder bewakers een stuk veiliger is.

Ondertussen staat er een recordbedrag van 2,9 biljoen euro te wachten om geïnvesteerd te worden door deze zelfde private-equityfirma's. De druk om vooral veel vervuilende fossiele brandstofprojecten op te kopen en nauwelijks tijd te besteden aan de verduurzaming van de individuele projecten is dus groot.

Linksom of rechtsom lijken fossiele brandstofprojecten dus nog geenszins te worden uitgefaseerd. De energietransitie zal dus echt, in lijn met het advies van De Nederlandsche Bank, door overheden afgedwongen moeten worden. Dit betekent dat de CO2-uitstoot (zwaarder) moet worden belast, zodat de daadwerkelijke maatschappelijke kosten eindelijk eens in rekening worden gebracht. Wereldwijd wordt nu namelijk slechts 20 procent van de uitstoot beprijsd, en vaak tegen een veel te laag tarief. Snel en fors ingrijpen dus.

Helaas mogen we dit niet verwachten van politici die hun hoofd al te vaak aan de fossiele steen hebben gestoten. Het is wachten op een nieuwe generatie beleidsmakers wier voorhoofd nog wel de pijn voelt.