Dat de hoge inflatie tijdelijk is, betekent niet dat het niet erg is
In november was de inflatie 5,6 procent hoger dan een jaar geleden. Dat is op het eerste gezicht een probleem voor zowel beleggers en ondernemers, als voor werknemers. Wie zijn of haar kapitaal aan het werk zet, moet een forse winst op de investering behalen om er gecorrigeerd voor inflatie op vooruit te gaan. En wie een inkomen uit arbeid heeft, heeft een stevige loonstijging nodig om voor de inflatie te compenseren.
Gestegen energieprijzen
Onder het hoge inflatiecijfer zit vooral de gestegen olie- en gasprijs. Energie is 42,7 procent duurder dan een jaar eerder; de boodschappen slechts 1,4 procent. Maar er lijkt meer aan de hand te zijn dan alleen de energieprijs. Het 'geschoonde inflatiecijfer' – zonder energie en boodschappen – is 2,5 procent. Ook dat is meer dan de gemiddelde cao-loonstijging op dit moment.
Daar staat tegenover dat die 5,6 procent niet het gemiddelde jaarcijfer is. 5,6 procent is jaar-op-jaar, in november. Als de gemiddelde inflatie voor heel 2021 bijvoorbeeld tegen de 3 procent zit, gaat de gemiddelde werknemer er zo'n 1 procent op achteruit in koopkracht. Dat is erg, maar minder erg dan je op basis van die 5,6 procent zou verwachten.

En er zijn goede redenen om aan te nemen dat in 2022 de inflatie weer normaliseert. Doordat de energieprijzen weer dalen, of doordat internationale toeleveringsketens weer gaan functioneren als vanouds. Ik denk dat de boodschap dat de hoge inflatie tijdelijk is, klopt. Maar dat neemt niet weg dat het een rotboodschap is.
Ook tijdelijk is erg
Een rotboodschap wordt niet minder rot als je erbij zegt dat het tijdelijk is. "Sorry, ik ga vreemd, maar alleen van september tot januari" kan een feitelijk juiste mededeling zijn. Dat neemt niet weg dat vreemdgaan verkeerd is.
Ik ben analytisch ingesteld en vele economen met mij. Banken, overheid en media gebruiken economen om een cijfer op te hoesten. Hoe hoog is dit percentage nu en hoe hoog verwacht je dat het komend jaar is, wordt er dan gevraagd. Een analytische rol die prima is zolang het om variabelen gaat waar de meeste mensen niet veel mee hebben.
Dagelijks leven wordt duurder: dit is waarom
Maar iedereen heeft iets met inflatie. De belegger of werknemer die in een nieuwsbericht leest dat de hoge inflatie tijdelijk is, is niet per sé zo analytisch van aard als de econoom die dat bedacht heeft. Die leest dat nieuwsbericht niet voor een cijfer of een analyse, maar om gerustgesteld te worden. De boodschap 'het is tijdelijk' klinkt dan als 'het is niet erg', en het is natuurlijk wel erg.
Nauwelijks bij te houden
Als het inflatiecijfer er komend jaar weer normaal uitziet, zijn de prijzen in de tussentijd toch een stuk hoger geworden. Dit komt doordat we bij de inflatie vaak naar het huidige percentage kijken, in plaats van naar het niveau. Een inflatie van bijvoorbeeld 1 procent in november 2022 klinkt normaal, maar komt bovenop de 5,6 procent van nu. Over een periode van twee jaar tijd is dat een inflatie die moeilijk door beleggers of werknemers bij te houden is.
Wat daarbij ook niet helpt is dat we voor onze koopkracht met name vooruit kijken. Bij Prinsjesdag bleek onze koopkrachtstijging voor 2022 rond de 0 procent te zitten, bij de Prinsjesdag van volgend jaar zal die van 2023 vast weer de bekende 'nul komma nog wat' zijn. Maar het niveau van onze koopkracht is dan toch lager dan een jaar terug, want de gerealiseerde koopkrachtmutatie in 2021 en 2022 was lager dan de raming.
Helaas zijn er niet veel keuzes te maken met betere uitkomsten. Onder de door conjuncturele effecten veroorzaakte inflatie zitten ook beleidskeuzes die de inflatie stutten: het NOW-beleid en ECB-beleid. Zonder de NOW-gelden hadden we nu meer faillissementen en een veel hoger werkloosheidscijfer gehad. De inflatie was dan lager, omdat huishoudens minder bestedingsruimte zouden hebben. Hetzelfde geldt voor een minder ruim ECB-beleid.
Ik denk alleen niet dat een hoge werkloosheid een socialere beleidskeuze is dan het accepteren van een tijdelijk koopkrachtverlies.