Er zijn goede redenen om de lonen met 10 procent te verhogen
Een verhoging van de lonen met tien procent brengt niet onmiddellijk voldoende mensen naar de werkvloer, maar kan op de langere termijn wel eens heel heilzaam zijn, zowel voor de werkgevers, de werknemers als de samenleving.
"Het klinkt misschien aantrekkelijk als iedereen 10 procent meer verdient, maar daarmee heb je in Nederland niet opeens 10 procent meer mensen op de werkvloer." Aldus, Raymond Puts, algemeen directeur van de Algemene Werkgevers Vereniging Nederland (AWVN), in de NRC van 29 september. Hij reageerde daarmee op de roep om hogere lonen, met name door vakbonden.
Strikt genomen heeft Puts een punt. Arbeidsmarkten zijn immers heterogeen, wat simpelweg betekent dat niet iedereen geschikt is voor bepaalde banen. Daardoor is er altijd een zekere frictie tussen vraag en aanbod. Bovendien heerst er een structurele krapte als gevolg van de vergrijzing en het al decennialang dalende geboortecijfer. En als je daar bovenop ook nog een situatie creëert, zoals in alle West-Europese landen, waarbij bepaalde soorten werk zó onaantrekkelijk zijn gemaakt, qua loon en arbeidsomstandigheden dat daardoor alleen arbeidsmigranten die minder kieskeurig kunnen zijn, nog bereid zijn dat werk te doen, dan kom je er niet met alleen het verhogen van het loon.
Dat zien we op dit moment in zijn meest extreme vorm in het Verenigd Koninkrijk, waar door het xenofobe Brexitbeleid enorme tekorten zijn ontstaan, met name in de transportsector, de land- en tuinbouw en de horeca. Alleen al het gebrek aan vrachtwagenchauffeurs is tot boven de 100.000 opgelopen, met alle gevolgen voor het bevoorraden van winkels en tankstations. De door de Britse regering aangekondigde 10.500 tijdelijke werkvergunningen zijn niet alleen slechts een druppel op een gloeiende plaat, maar de animo onder Europese chauffeurs om de Britten uit de brand te helpen lijkt bijzonder gering.
Naast de onzekerheid hoelang men aan het werk kan blijven, en de beroerde arbeidsomstandigheden, heeft niet iedereen de benodigde diploma’s, vaardigheden en het uithoudingsvermogen. En dat geldt ook voor wanneer de Britten zelf zouden overwegen om hun vrachtwagendiploma te halen, fruit te oogsten of acht uur aan een stuk achter de lopende band geslachte kalkoenen te verwerken.
Kortom, dat loonsverhoging, zeker op de korte termijn, geen panacee is, mag duidelijk zijn. De Britten, maar ook Nederlanders en andere Europeanen zullen door de demografische krimp in de komende decennia alleen maar meer afhankelijk worden van arbeidsmigranten uit Oost- Europa, en in toenemende mate van verder weg.
Er zijn echter andere en betere redenen om lonen te verhogen. Om te beginnen omdat mensen fatsoenlijk beloond dienen te worden voor gevaarlijk, smerig en vermoeiend werk. Maar ook om te voorkomen dat het aantal werkende armen verder toeneemt en de kloof tussen arm en rijk en tussen kansrijken en kansarmen verder wordt vergroot. Daarvoor hoef je geen socialist te zijn. Uit welbegrepen eigenbelang zouden ook werkgevers en liberalen tegen de vernietiging en onderbenutting van menselijk kapitaal en de bijkomende gevolgen zoals criminaliteit en onderklassevorming, moeten zijn.
Bovendien is het heel wel mogelijk dat door het verhogen van de lonen tot een fatsoenlijk niveau bepaalde economische activiteiten minder winstgevend worden en verdwijnen. Ofwel omdat ze niet zo essentieel zijn (de epidemie van het binnen tien minuten thuisbezorgen van boodschappen), dan wel dat ze elders veel efficiënter gedaan kunnen worden, zoals het telen van groenten zonder aardgas slurpende kassen. En tot slot kan het een extra stimulans zijn om bepaald soorten werk versneld te automatiseren.
Dus nee, een verhoging van de lonen met tien procent brengt niet onmiddellijk voldoende mensen naar de werkvloer, maar kan op de langere termijn wel eens heel heilzaam zijn, zowel voor de werkgevers, de werknemers en de samenleving als geheel. Wat dat betreft raad ik iedereen aan de door liberalen zo bejubelde Adam Smith te herlezen, die in zijn The Theory of Moral Sentiments uit 1759 juist benadrukte dat de vrije markt alleen goed functioneert als iedereen zich deugdzaam gedraagt, empathisch is en respect en zorg heeft voor anderen.