Hoog tijd om arbeidsmigranten te koesteren
"Wie gaan de asperges steken, nu veel Poolse arbeidskrachten niet komen?", zo kopte de NOS eind maart. De noodkreet volgde op het wegblijven van met name Polen door de coronamaatregelen. Reizen is een stuk moeilijker geworden en sommige Polen en andere Oost-Europeanen zijn sowieso beducht om naar Nederland te komen, bang als ze zijn besmet te worden.
Degenen die hier al zijn, zijn juist bang hun werk en huisvesting te verliezen en accepteren, zelfs als ze zich grieperig voelen, dat de RIVM-regels voor hen niet lijken te gelden. Zij zijn ondergebracht in krappe huisjes met meerderen op een kamer, vanwaar ze iedere dag dicht op elkaar gepakt in een busje van en naar het werk worden gereden. Het komt zelfs voor dat uitzendbureaus dreigen met ontslag als werknemers ondanks griepklachten niet weer aan het werk gaan.
Boerenbelangenclub LTO maakt zich vooral zorgen over het nu snel krimpende arbeidsaanbod van de 170.000 arbeidsmigranten die ieder jaar nodig zijn. Zeker nu Duitsland heeft aangekondigd veel soepeler fiscale regels te hanteren om zo meer seizoensarbeiders uit het Oosten aan te trekken, waarmee de reeds bestaande concurrentie om het sowieso langzaam opdrogende aanbod uit landen als Polen en Roemenië verder wordt verscherpt.
Zo legt de coronacrisis een aantal zaken bloot die al jaren spelen, maar nu acuut worden. Ten eerste de grote afhankelijkheid van een aantal sectoren, zowel in de land- en tuinbouw als in de distributiecentra en de bouw, van werknemers die bereid zijn om voor lage lonen en relatief dure huisvesting werk te doen waarvoor binnen Nederland weinig mensen te krijgen zijn.
Aspergetelers zijn uiteraard blij dat zich nu duizenden Nederlanders aanbieden, zoals personeel uit de horeca die hun (flexibele) baan verloren hebben, maar ook zij weten dat lang niet iedereen dit seizoenswerk in de vingers heeft en acht uur lang volhoudt.
Het idee dat het hier om ongeschoold werk gaat, is namelijk nogal misleidend. De Polen en Roemenen die normaliter bij dag en dauw asperges steken, doen dit vaak al jaren en aan hun hoge productiviteit kunnen weinig nieuwkomers tippen. En bij seizoenswerk, waarin de oogst in een korte tijd van het veld gehaald moet worden, is dit nu juist essentieel. Het is dan ook een illusie te denken dat iedereen, hoe gemotiveerd ook, dit werk zomaar kan overnemen. En dan hebben we het nog niet eens over het feit dat werknemers dicht bij het werk moeten wonen om op tijd te kunnen beginnen.
Dit is overigens niets nieuws. Zo waren Nederlandse boeren in de kuststreken tussen 1600 en1850 volkomen afhankelijk van tienduizenden Duitse grasmaaiers en slotengravers, ondanks werkloosheid in de steden. Ook toen was volkomen duidelijk dat het een illusie was dat het werk van de volkomen op elkaar ingespeelde ploegen van Duitse 'Hannekemaaiers', gewend aan lange dagen, zomaar door onervaren stedelingen overgenomen kon worden.
En zelfs als boeren op dit moment in staat zouden zijn om een deel van het werk te laten doen door anderen, dan nog is dit maar een zeer tijdelijke en halfslachtige oplossing. Of, zoals een aspergetuinder het uitdrukte: "Het steken van asperges is behoorlijk zwaar werk, niet iedereen is daar geschikt voor. En wat als de strenge coronamaatregelen worden afgeschaald? Dan zijn wij de scholieren en andere medewerkers misschien weer heel snel kwijt."
Maar het is niet alleen de onmisbare bijdrage van buitenlandse (seizoen) arbeiders die nu ineens aan de oppervlakte komt. Dat geldt evenzeer voor hun precaire positie en afhankelijkheid van grote uitzendbureaus die de schakel vormen tussen ondernemers en de tienduizenden Polen, Roemenen, Moldaviërs en Bulgaren. De FNV maakt zich al jaren druk om de vaak veel te hoge huur die wordt berekend, de onderbetaling, en grote afhankelijkheid van intermediairs waardoor maar weinigen durven te protesteren tegen deze misstanden.
Het gebrek aan beschermende maatregelen tegen coronabesmettingen voor degenen die wel nog in Nederland zijn, bevestigt hun tweederangspositie alleen maar.
Als het leven zijn normale gang weer neemt, zou het mooi zijn als er meer aandacht komt voor de omstandigheden waaronder deze arbeiders hun werk moeten doen en hun onmisbare bijdrage aan de Nederlandse economie meer waardering krijgt.