De inkomens- en vermogensongelijkheid, het verschil tussen arm en rijk, zijn in Nederland al jaren behoorlijk stabiel. Maar tussen de gemeentes zijn er behoorlijk grote verschillen. De meest ongelijke gemeente van Nederland is het Gooise Laren.
Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het CBS heeft zowel de inkomensongelijkheid als de vermogensongelijkheid onderzocht in Nederland en hoe die zich hebben ontwikkeld. Daarvoor maakt het CBS gebruik van de zogenoemde Gini-coëfficiënt (GC), waarbij 0 betekent dat iedereen precies hetzelfde heeft en 1 betekent dat al het inkomen of het vermogen in handen is van slechts één iemand.
Met andere woorden: een lage GC betekent veel gelijkheid en een hoge GC betekent veel ongelijkheid.
Inkomensongelijkheid is laag
Als er wordt gecompenseerd voor de grootte van gezinnen en de herverdeling door middel van toeslagen, uitkeringen en betaalde premies, komt de inkomensongelijkheid uit op 0,29. Dat is in internationaal perspectief erg laag. Slecht vijf landen in de EU kennen minder inkomensongelijkheid.
Uit de cijfers wordt ook goed duidelijk hoe groot de rol van de overheid daarin is. Als de herverdeling van inkomen niet wordt meegeteld is de inkomensongelijkheid namelijk 0,55. Dat betekent dus dat de gelijkheid flink toeneemt door sociale uitkeringen en toeslagen. De AOW heeft de grootste invloed daarop.
Laren meest ongelijk
Toch zijn er, ook na herverdeling, een aantal gemeentes waar de inkomensverschillen nog altijd heel groot zijn. De gemeente Laren spant de kroon met een GC van 0,52. Ook in Wassenaar (0,49), Blaricum (0,47) en Bloemendaal (0,45) kunnen ze er wat van.
Verder is in studentensteden de inkomensongelijkheid relatief groot. Dat komt omdat er veel mensen in die steden van een veel kleiner inkomen rondkomen dan dat van de doorsnee bewoner.
Bekijk hier hoe groot de inkomensongelijkheid in jouw gemeente is:
Vermogens veel minder gelijk verdeeld
Kijken we naar de vermogensongelijkheid, dan zien we een heel ander beeld. De vermogens zijn namelijk veel minder eerlijk verdeeld dan de inkomens in Nederland. Ter illustratie: in Staphorst zijn de vermogens het minst oneerlijk verdeeld, maar daar is de GC ook al 0,61.
In Rotterdam is het grootste deel van het vermogen in handen van de kleinste groep mensen. Daar is de GC 0,89. Schiedam, Laren, Blaricum en Amsterdam volgen op de voet.
Huizenprijzen van invloed op vermogens
De vermogensongelijkheid nam tussen 2011 en 2014 wat toe, van 0,77 naar 0,81. In 2017 was het iets gedaald naar 0,79. Dat had vooral te maken met de ontwikkelingen op de huizenmarkt. Tot 2014 kelderden de huizenprijzen, daarna stegen ze weer.
De vermogens van huishoudens met middeninkomens of minder lijden daar flink onder, omdat het eigen huis voor hun vaak het belangrijkste vermogensbestanddeel is.
Rijkere huishoudens hebben vaak ook veel vermogen naast het huis, denk aan spaarrekeningen of aandelenpakketten. Voor hen werkt een daling van de huizenprijzen dus minder hard door. Dalende huizenprijzen zorgen daarom voor grote vermogensongelijkheid.
Bekijk hier hoe de vermogensongelijkheid in jouw gemeente is:
Ouderen zitten er warmpjes bij
Wat de vermogensongelijkheid in de praktijk betekent, rekende het CBS al eerder voor. De rijkste 10 procent van Nederland heeft 64 procent van het vermogen in handen. De rijkste 20 procent heeft zelfs 84 procent in handen.
Het grootste deel van het totale vermogen in Nederland, bijna 58 procent, zit in huizen en het zijn dan ook vooral de ouderen die rijk zijn. Zij hebben vaak hun huis al afbetaald, waardoor er geen schuld tegenover hun woningwaarde staat.
Een doorsnee 65+-huishouden heeft een vermogen van 113.000 euro.