Nee, statushouders pikken niet alle sociale woningen in
Voor de VVD is de oorzaak van de lange wachtrijen voor een sociale huurwoning duidelijk: veel te veel woningen gaan naar statushouders. Althans, dat is de stelling waar VVD Kamerlid Bouwen en Wonen Daniel Koerhuis nu al maanden mee op tournee is in het land. Hij gaat zo ver te stellen dat alle nieuwe sociale woningen naar statushouders gaan. De 'hardwerkende Nederlander' zou er niet tussen komen en moeten wachten op een woning.
Dat zijn beweringen al meerdere malen uit allerlei hoeken als leugens zijn ontmaskerd, mag niet deren. Met rekenkundig goochelwerk kwam Koerhuis op Twitter zelfs tot de conclusie dat over zo'n 7,5 jaar álle sociale huurwoningen naar statushouders gaan. Overduidelijk onzin.
Achteraf deed hij deze uitspraak af als een misplaatste grap. Die strategie kennen we inmiddels van radicaal-rechts: doe een extreme en leugenachtige uitspraak, en peil de respons. Zorgen de uitspraken voor controverse, dan waren ze natúúrlijk altijd al als grap bedoeld. Intussen speel je wel in op xenofobe sentimenten onder een deel van het electoraat.
Koerhuis bevindt zich in goed gezelschap. Geert Wilders stelde in 2015 al dat asielzoekers gratis huizen zouden krijgen. De Amsterdamse afdeling van Forum voor Democratie meldt op haar website: "Mensen die cruciaal zijn voor de stad […] krijgen voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen, in plaats van statushouders."
Tegelijkertijd stelt zij: "Vrijkomende sociale huurwoningen gaan in de verkoop." Liever niemand een sociale woning, dan deze aan een statushouder te verhuren.
Nog los van de humanitaire taak om statushouders aan degelijk onderdak te helpen, en de praktische overweging dat een normaal huis in een normale wijk de integratie wel eens ten goede zou kunnen komen, gaat in werkelijkheid slechts een klein deel van alle sociale woningen naar statushouders. In 2017 ging het om slechts 7 procent van de vrijkomende sociale huurwoningen.
Dit laat ook zien waar het eigenlijk allemaal om te doen is: statushouders aanwijzen als makkelijke zondebok. Zij krijgen de schuld in de schoenen geschoven voor allerlei problemen op de woningmarkt, in het bijzonder de lange wachtlijsten bij corporaties. Dit leidt de aandacht af van de invloed van decennialang woonbeleid.
Al sinds eind jaren tachtig is het verminderen van het aandeel corporatiewoningen een kerndoel van beleid. Vooral de afgelopen jaren is hier flink werk van gemaakt. Enkele voorbeelden:
Als de corporatievoorraad tussen 2007 en 2017 was meegegroeid met de totale woningvoorraad in plaats van gekrompen, dan waren er nu grofweg 270.000 meer sociale huurwoningen geweest.
Zou de Rijksoverheid woningcorporaties niet confronteren met de verhuurderheffing, een jaarlijkse lastenverzwaring van bijna 2 miljard euro, dan zou de nieuwbouw van corporatiewoningen niet gehalveerd zijn. Bouwden corporaties bij invoering van de heffing in 2013 nog ruim 30.000 nieuwe woningen, sindsdien blijft hun jaarlijkse productie steken rond de 15.000.
Als de overheid de verkoop en liberalisering van corporatiebezit niet actief zou stimuleren, dan kwamen er jaarlijks flink meer sociale huurwoningen beschikbaar, en was het aandeel dat naar statushouders gaat nog kleiner geweest.
Maar het is natuurlijk veel makkelijker om gewoon te schreeuwen dat de problemen op de woningmarkt de schuld zijn van de statushouders, in plaats van aandacht te besteden aan deze veel grotere beleidseffecten.
Het is duiken voor politieke verantwoordelijk, en het niet onder ogen willen zien van de gevolgen van eigen woonbeleid. Prima als sociale woningbouw niet bij je visie op wonen past – ik ben het daar niet mee eens, maar dat is een ander verhaal – maar sta dan voor die politiek én voor de gevolgen daarvan die zich al lang aftekenen.
De schuld van de negatieve gevolgen van decennialang doelbewust beleid afwentelen op kwetsbare nieuwkomers is een ongelofelijk zwaktebod.