Ga naar de inhoud
Hans de Geus

'Minder seks door tv-kijken' en ander leuk 'economisch' onderzoek

Heb je een televisie in huis? Snel de deur uit, want daardoor heb je 6 procent minder seks dan mensen die hun toestel al wegdeden!

Voordat u denkt dat we hier wegens komkommertijd de laatste poll uit de Viva integraal overnemen: die relatie tussen tv en seks is wetenschappelijk onderzocht. Door económen, van een serieus Amerikaans instituut.

Dit bureau staat niet alleen: ook bij ons zoeken economen het tegenwoordig minder in abstracte theorieën en modellen, en des te meer in het onderzoeken van 'de echte wereld om ons heen', merkte de Correspondent op. Dit journalistiek platform vindt het ook bepaald positief dat economen zich nu drukmaken om bijvoorbeeld te bewijzen dat tandartsen inderdaad te duur zijn, of dat onlinemakelaars een hógere prijs voor je huis weten te beuren dan de dure, ouderwetste makelaar op de scooter.

Ik vind het allemaal enig. Toch heb ik ook nog wel wat vraagtekens bij deze frisse aanpak van economen. Een kleinigheidje misschien, maar ik wil nog steeds graag weten waarom ze de grootste recessie sinds de jaren '30 niet zagen aankomen, en wat ze eraan doen zodat dit volgende keer alsjeblieft wél lukt.

Het is misschien een beetje flauw van me om te vragen naar de bekende weg. Want wie verder kijkt dan de gangbare modellen weet allang dat de oorzaak het opdrijven van vastgoedprijzen met bankleningen was, waardoor banken weer meer geld konden uitlenen omdat het onderpand in waarde steeg. Vervolgens ging de grondwaarde verder omhoog, enzovoort, totdat het spaak liep.

Maar deze vraag dient ook een serieus doel. Zo vrees ik dat in de tekstboeken op scholen en universiteiten, maar ook in oldskool eco-commentaar, de komende jaren nog weinig van deze stille revolutie te horen zal zijn, zolang economen niet even expliciet maken dat wat ze in de jaren '80 en '90 deden misschien wel krankzinnige onzin was, en wat het vak dan vanaf nu wél gaat behelzen.

Dat laatste ga je je namelijk wel afvragen. Als economie verwordt tot een zak vol geinige onderzoeken rond het dagelijks leven, daarmee de grote politiek-economische en economisch-filosofische vragen over bijvoorbeeld grondwaarde, ongelijkheid, overheidsfinanciën en de rol van banken ontlopend, wat blijft er dan nog van over? 

Oké, het vak kan dan ook niet zoveel kwaad meer, dat is een voordeel. Maar deze kant opgaand, is de economische wetenschap daarmee nog te onderscheiden van andere menswetenschappen – en daarmee feitelijk op zijn eindstation aanbeland?

Ondertussen blijven die Grote Vragen nog wel open staan. Hier vier voorbeelden van 'domme' vragen (die eigenlijk superbelangrijk zijn) die gangbare economen links laten liggen

1. Waar komt geld vandaan?

2. Voor wie is economische vrijheid en groei bedoeld?

3. Hoe kan het dat zoveel mensen in de knel komen terwijl het BNP maar groeit? (hier braken denkers in de 19e eeuw bijvoorbeeld nog wel het hoofd over)

4. Hoe kan het dat stenen alle groei opzuigen, en huizen veel sneller in waarde stijgen dan de inkomens, en wat betekent dat voor ongelijkheid?

Prima als 'economen' deze Grote Vragen van zich afschudden, hun handen wassen in onschuld en voortaan weetjes uit de Enkhuizer Almanak gaan toetsen 'omdat het kan'. Temeer daar andere, meer tegendraadse denkers uit vaak andere disciplines en bij andere instellingen zijn die zich met dit soort Grote Vragen nog wél bezighouden.

Daarmee zijn we in feite weer terug in de 18e eeuw, toen economie als vak nog niet bestond en filosofen dat wat toen 'politieke economie' heette voor hun rekening namen.

Laten we het maar positief benaderen. Immers, what's in a name? - een kwestie van wat titels en naamkaartjes verhangen, en dan zie ik het wel goed komen met ons bewustzijn van de reëel bestaande maatschappij – voorheen geheten 'economie'.