Waarom technologie toch niet zo snel gaat als we denken
Dit weekend zat ik aan tafel met een groepje technologie-liefhebbers en het enthousiasme spatte er vanaf. Ze bezochten internationale beurzen, hielden de laatste trends bij en hadden een feilloos geheugen voor alle zegeningen van de robot. Het is altijd leuk om in gezelschap van gedreven, betrokken mensen te verkeren. Hun boodschap: technologie is tof en gaat razendsnel.
Een paar voorbeelden. Banen weg door robots? Ja, ze hadden gelezen dat Siemens zesduizend banen in de fossiele-energiesector ging schrappen. Maar dat, vonden ze, had ook te maken met een late reactie op de al jaren eerder voorspelde energietransitie.
Siemens zet weliswaar stevig in op windturbines, maar winstgevend is het nog niet. Maar waarom keek ik niet naar ander nieuws? Zoals de aanbeveling van het ING Economisch Bureau om komende jaren te investeren in 120.000 arbeidskrachten voor de technologische industrie?
Typisch een industrie waar robot en mens hand in hand gaan. Dat is de toekomst. En ik kreeg meteen de tip meer te gaan lezen op het multimediaplatform The Verge, dat hier regelmatig over bericht.
Hand in hand met robots betekent dus dat we ze als collega moeten zien. En met collega’s kun je nog wel eens lachen, maar met robots? Ze wisten me te vertellen dat je robots, door ze te belonen, steeds beter kunt maken, maar aangeleerd fout gedrag is, net als bij mensen, lastig te veranderen.
Dat hadden ze goed gezien. Ik heb een aardig voorbeeld gevonden van nog maar een jaar geleden: de Twitterbot Tay. De door Microsoft gelanceerde chattende robot, bedoeld als experiment om gespreksbegrip en kunstmatige intelligentie te testen, sloeg racistische en andere onwelvoeglijke taal uit, ontdekte The Guardian. "The more you chat with Tay, the smarter it gets", beloofde Microsoft. Maar het ging juist van kwaad tot erger.
Het hoort bij work in progress lachten ze mijn voorbeeld weg. Om daar met hun feilloze geheugen aan toe te voegen hoe grappig Siri, de digitale assistent van Apple, wel niet was. Op testvragen waar geen antwoord op te vinden is, reageert Siri onverwacht geestig, hadden ze in De Morgen gelezen.
Hoeveel is nul gedeeld door nul, wilde Breaking Bad ster Aaron Paul weten. Siri antwoordt: "Beeld je in dat je nul koekjes hebt en je verdeelt ze onder nul vrienden. Hoeveel koekjes krijgt elk persoon? Zie je wel? Dat houdt geen steek. En het koekiemonster is verdrietig omdat er geen koekjes zijn en jij bent verdrietig omdat je geen vrienden hebt."
Vooruit, zei ik, om me van mijn meegaande kant te tonen. Toffe technologie, maar hoe snel gaat het dan? Hun voorbeeld: Rapper Will.i.am, dacht volgens printmagazine twee jaar geleden dat je mensen 3D kunt gaan printen. "Wat voor gras had hij nu weer gerookt?", was de wegwerpende reactie.
Maar na zijn afscheid van de TU Delft vorige week, antwoordde hoogleraar Pieter Jonker (oprichter van het bedrijf dat robotrollator Lea ontwikkelt), op de vraag wat voor onderzoek hij nog zou willen doen: "Een mens scannen en hem in 3D naprinten."
Klinkt leuk en aardig, gunde ik mezelf het laatste woord, maar van universiteitshoogleraar aan de TU Delft Cees Dekker leerde ik ooit na een lang interview voor het FD, dat het allemaal minder snel gaat dan we denken. "Om nu al te speculeren over de vraag of we een nieuw organisme kunnen bouwen, laat staan een mens, is prematuur." Hij vond het een typische, 'te krachtige' uitspraak uit de wereld van de kunstmatige intelligentie.
En de enorme en snelle invloed van computers en smartphones op de wereldwijde communicatie dan?
Dekker: "In 1948 werd een schakelaar gevonden die de radiobuis kon vervangen: een transistor. Pas dertig jaar later werd de eerste personal computer gepresenteerd. En vijftig jaar later hadden we internet. Dat heeft de wereld inderdaad veranderd, we communiceren nu anders met elkaar dan in 1948, maar daar is wel vijfenzestig jaar overheen gegaan. Op het snijvlak van de nanotechnologie, de quantum nanowetenschap en de bionanowetenschap bevinden we ons nu in het stadium van die eerste transistor."