De Nederlandse voetbalwereld hoopt op een steunpakket van de overheid van 140 miljoen euro. Alleen dan overleven de profclubs de coronacrisis, vreest de branche.
Dat komt omdat Nederlandse clubs veel meer dan hun buitenlandse concurrentie afhankelijk zijn van de verkoop van toegangskaartjes en broodjes kroket en bier aan de fans. Het geld dat toeschouwers in het laatje brengen, is samen met geld van sponsoren goed voor ongeveer 60 procent van de inkomsten van een gemiddelde profclub.
Wensen voor Van Rijn
En dus is het 'vijf voor twaalf', waarschuwen de clubs en voetbalbond KNVB in hun 'Deltaplan', waarin ze invalminister Martin van Rijn (voor Medische Zorg en Sport, PvdA) vragen om financiële steun en smeken om weer met publiek te mogen spelen. Aan die laatste wens is inmiddels deels voldaan, vanaf 1 september mag weer met publiek gespeeld worden. Maar alleen als publiek anderhalve meter afstand houdt.
Over financiële steun is er nog geen duidelijkheid, vandaag is er overleg op het ministerie over het hulpverzoek. Van Rijn wil deze week een knoop doorhakken, melden Haagse bronnen.

Beperkt aantal toeschouwers
Door de anderhalve meter kan 20 tot maximaal 30 procent van het aantal toeschouwers dat normaal naar de wedstrijden komt ook daadwerkelijk weer plaatsnemen op de tribune, schat Jaap Paulsen, woordvoerder van de KNVB. "Dat is zeker heel mooi voor de (aanwezige) fans en de sfeer. Financieel gezien is het niet kostendekkend."
Hoeveel het de clubs aan inkomsten scheelt weet hij niet, maar de schade van één speelronde zonder publiek is grofweg 8 miljoen. In het - inmiddels achterhaalde - scenario dat tot december zonder publiek gespeeld had moeten worden, zouden de clubs 204 miljoen euro zijn misgelopen. En het hele seizoen 2020/21 zonder publiek kost de clubs ruim de helft van hun omzet van normaal gesproken 620 miljoen euro.
Dat zou het faillissement betekenen voor kleine maar waarschijnlijk ook middelgrote clubs, vreest de sector. Welke clubs er het slechtst voorstaan, staat niet in het 'Deltaplan'.
Bijna 100 miljoen misgelopen
Het niet uitspelen van de afgelopen competitie scheelde de clubs al 96 miljoen euro aan inkomsten. Eredivisieclubs liepen 82 miljoen mis, clubs uit de Keuken Kampioen Divisie 14 miljoen.
Deze schadepost is door de clubs zelf opgevangen, maar bijvoorbeeld ook dankzij fans die geen geld hebben teruggevraagd voor de kaartjes die ze hadden gekocht voor wedstrijden die nooit zijn gespeeld.
NOW-regeling
Verder maken bijna alle 34 profclubs gebruik van de NOW-regeling, waarbij de overheid een deel van de loonkosten overneemt bij een daling van de omzet van minstens 20 procent. De regeling levert de clubs in totaal 60 miljoen op waarmee ze de spelers en ander personeel mee kunnen door blijven betalen.
Deze miljoenen zijn zeer welkom, afgezet tegen de ruim 400 miljoen die de clubs per jaar kwijt zijn aan spelerssalarissen en ander personeel. Door de salarissen te verlagen denkt de sector zelf nog 40 miljoen te kunnen bezuinigen.

Gat van 140 miljoen
Met al het plussen en minnen blijft in het oorspronkelijke deltaplan, dat uitging van spelen zonder publiek tot en met december, een gat van 140 miljoen over. Dat bedrag had 50 miljoen hoger kunnen zijn, maar de vier topclubs Ajax, AZ, Feyenoord en PSV denken dat zij het wel zonder verdere overheidsteun redden.
Om de rest van de clubs te helpen, hoopt de sector dat Van Rijn maximaal 12 miljoen per maand aan steun voor wil geven, in de vorm van leningen en giften.
Solidariteit
Voor clubs die in acute nood komen, komt er onder het credo 'sterkste schouders dragen de zwaarste lasten' een solidariteitsfonds waar 15 miljoen in zit. De helft van het bedrag is een lening vanuit de Eredivisie-organisatie.
De andere helft komt van de KNVB en de vijf clubs die Europees voetbal spelen, de vier topclubs en Willem II. Die constructie is mede tot stand gekomen als compensatie voor FC Utrecht, dat een goede uitgangspositie had om Europees voetbal te spelen, maar door het afbreken van de competitie achter het net viste.
Gemis transferinkomsten à 100 miljoen
In de berekeningen is geen rekening gehouden met het in elkaar klappen van de transfermarkt, wat een potentiële domper van 100 miljoen zou kunnen opleveren. Weliswaar leunen Nederlandse clubs zwaar op deze inkomsten, de branche vindt zelf het 'niet passend' om hier ook compensatie van de overheid voor te vragen.