Nederland heeft in 2016 vrijwel evenveel energie verbruikt uit zon, wind en biomassa als het jaar ervoor: 5,9 procent van het totaal. Dat is een slecht teken, want in 2020 moet dat aandeel 14 procent zijn.
In 2015 kwam 5,8 procent van het totale energieverbruik uit hernieuwbare bronnen. Het energieverbruik uit wind en zon steeg vorig jaar, maar het verbruik uit biomassa nam licht af waardoor de totale toename van het energieverbruik uit hernieuwbare bronnen beperkt bleef. Dat blijkt uit een berekening van het CBS.
Biomassa grootste bron
Het verbruik van hernieuwbare energie (alle niet-fossiele bronnen) in ons land bedroeg vorig jaar in totaal 125 petajoule (PJ). Dat betekent een stijging van 5 procent vergeleken met 2015. Biomassa is met bijna 63 procent van het totaal verreweg de grootste bron van hernieuwbare energie in ons land.
Het energieverbruik uit biomassa nam met 2 procent af, terwijl het energieverbruik uit zon en wind gemiddeld met ruim 20 procent steeg.
Afspraken lijken onhaalbaar
Het totale aandeel van 5,9 procent is zorgwekkend te noemen. De Rijksoverheid wil in 2050 helemaal geen uitstoot van broeikasgassen zoals CO2. In de Energieagenda is daarom afgesproken dat de hoeveelheid duurzame energie stapsgewijs groeit: voor 2020 moet dat 14 procent zijn en in 2023 al 16 procent.
In het tempo waarin het nu gaat, wordt het lastig om het doel van 14 procent in 2020 te halen, licht CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen toe. "Het gaat niet zo hard. En we hebben natuurlijk nog maar vier jaar vanaf 2016 gerekend. Om dat te halen zou het aandeel (hernieuwebare energie, red.) ieder jaar met 2 procent moeten toenemen", rekent Van Mulligen voor. "In het afgelopen jaar was het 0,1 procentpunt en dat is niet wat nodig is", vervolgt hij.
Hij ziet ook positieve punten, omdat er bij zon- en windenergie een hele sterke stijging is. De opening van een paar windmolenparken op zee heeft een 'duidelijke boost' gegeven.