Het kabinet komt met een wetsvoorstel om het concurrentiebeding in arbeidscontracten aan banden te leggen. Steeds vaker staat er standaard in een contract dat je niet bij een concurrerend bedrijf mag gaan werken voor een bepaalde periode. Dat is vaak onterecht, concludeert minister van Sociale Zaken Karien van Gennip.
Een concurrentiebeding is bedoeld om de bedrijfsbelangen te beschermen. Daar kunnen heel goede redenen voor zijn, bijvoorbeeld als een werknemer specifieke kennis heeft opgedaan over de markt, die hij kan gebruiken bij een concurrent.
Moeilijker van baan wisselen
Maar in de praktijk zorgt het er vaak voor dat het vooral voorkomt dat mensen van baan kunnen wisselen. "We zien nu dat er in contracten steeds vaker standaard een concurrentiebeding staat, terwijl daar geen goede reden voor is. Dat is onnodig beperkend voor werknemers en hindert de doorstroom op de arbeidsmarkt. Daarom gaan we de regels voor het concurrentiebeding hervormen", aldus Van Gennip.
Tijd voor strengere regels dus.
De wetswijziging moet een aantal dingen regelen:
- De duur van het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd.
- In het concurrentiebeding moet een 'geografische afbakening' komen: bijvoorbeeld: niet bij een concurrent werken in een straal van 10 kilometer van het bedrijf en dat moet ook gemotiveerd worden.
- De werkgever moet aangeven welk zwaarwegend bedrijfsbelang er beschermd wordt met het concurrentiebeding.
- De werkgever moet dokken als hij een werknemer aan het concurrentiebeding houdt.
Dat laatste zou dan een percentage van het laatstverdiende salaris zijn, dat de werkgever als vergoeding moet betalen aan een werknemer die niet bij een concurrent aan de slag mag. "Zo'n vergoeding zorgt ervoor dat werkgevers goed nadenken voordat ze het concurrentiebeding opnemen en inroepen", schrijft het ministerie.
1 op de 3
Uit onderzoek in opdracht van het ministerie blijkt dat inmiddels één op de drie werkgevers een concurrentiebeding in de contracten zet. Naar schatting hebben 3,1 miljoen mensen daarmee te maken.
