Liz Truss, die gisteren na 45 dagen al weer opstapte als premier van het Verenigd Koninkrijk, landt in een gespreid bedje in financieel opzicht. Ze heeft de rest van haar leven recht op 115.000 pond (omgerekend ruim 131.000 euro) toelage.
Het draait allemaal om de Public Duty Costs Allowance, waar alle oud-premiers van het land recht op hebben sinds 1991. Deze regeling werd in het leven geroepen na het aftreden van Margaret Thatcher, het grote voorbeeld van Liz Truss.
Voor publieke taken
De toelage is bedoeld om oud-premiers van het Verenigd Koninkrijk te steunen tijdens hun activiteiten in het publieke domein na hun premierschap. Het geld is dan ook alleen bedoeld om de kosten te dekken die ze maken tijdens het uitoefenen van publieke taken.
Het gaat dan bijvoorbeeld om de kosten voor het huren van een kantoor en personeel. Het geld mag niet gebruikt worden voor privé-uitgaven of kosten die gemaakt worden als parlementslid. En om dit te controleren moet de oud-premier in kwestie bonnetjes of andere documente als bewijs beschikbaar hebben voor de overheid.
Pensioenkosten
Naast een toelage voor onkosten is het mogelijk om een toelage te vragen voor de pensioenen van personeel. Dit kan maximaal oplopen tot 10 procent van de toelage. Stel dat Truss 115.000 pond krijgt toegewezen, dan kan ze dus voor 11.500 pensioenkosten claimen.

De vijf nog levende voorgangers van Truss hebben gretig gebruik gemaakt van de regeling. In de afgelopen dertig jaar gaat het om miljoenen. Over het parlementaire jaar 2020 - 2021 alleen al keerde de Britse staat 571.348 pond uit aan toelages, blijkt uit de meest recente cijfers hierover.
De oud-premiers John Major, Tony Blair, Gordon Brown en David Cameron claimden allemaal meer dan 100.000 pond in dat jaar. Theresa May claimde 57.832 pond. Of Boris Johnson ook gebruik maakt van z'n recht op een toelage is niet bekend.