In een jaar tijd werden producten en diensten maar liefst 3,8 procent duurder in Nederland. In de landen om ons heen gaat het nog harder.
Dat blijkt uit voorlopige berekeningen van het Europese statistiekbureau Eurostat.
Voorlopige cijfers
De gemiddelde inflatie in de Eurozone was in oktober 4,1 procent. Dat betekent dat een mandje producten en diensten dat vorig jaar nog 100 euro kostte, nu gemiddeld 104,1 euro kost. In Nederland zou dat dus 103,8 euro zijn.
Het gaat nog om voorlopige cijfers, die nog niet zo gedetailleerd zijn. Volgende week volgen concretere cijfers voor Nederland.
Extreem hoog
Maar 3,8 procent inflatie is wel uitzonderlijk hoog in Nederland. De laatste keer dat de prijzen in een jaar tijd zo snel stegen was rond de eeuwwisseling, blijkt uit gegevens van het CBS. Toen kwam de inflatie zelfs even boven de 5 procent uit.
In september lag de inflatie in Nederland nog op 2,7 procent volgens de Nederlandse rekenmethode en 3 procent volgens de Europese, wat ook al aan de hoge kant is.
Energieprijzen stijgen hard
De grote boosdoener zijn de energieprijzen. Volgens Eurostat wordt de helft van de inflatie veroorzaakt door stijgende gas-, stroom, en brandstofprijzen. Die lagen in de EU gemiddeld 23,5 procent hoger dan in oktober 2020.
Eten, drinken en diensten waren in oktober zo'n 2 procent duurder dan een jaar eerder.
Te hoog
Inflatie van rond de 4 procent is eigenlijk veel te hoog. De Europese Centrale Bank mikt op 2 procent. Het idee daarachter is: dan wordt het leven niet heel veel duurder, maar blijven we ook ver weg van deflatie.
Deflatie, het fenomeen dat je meer kunt kopen voor je geld, wordt ook als onwenselijk gezien. Opgebouwde schulden worden daardoor namelijk ook meer waard. Bovendien kan het de winstgevendheid van bedrijven onder druk zetten, wat de economie (verder) in het slop kan brengen.
