De staatsschuld van de landen die de euro gebruiken als munt is in het eerste kwartaal verder opgelopen. De belangrijkste oorzaak zijn de kosten die overheden maken om de coronacrisis te bestrijden. Voor het eerst sinds de invoering van de euro in 2002 is de staatsschuld in de eurozone gestegen tot boven de 100 procent.
Dat blijkt uit gegevens van het Europese statistiekbureau Eurostat. De gemiddelde staatsschuld lag aan het einde van de eerste drie maanden van 2021 op 100,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
Een hoge overheidsschuld kan ertoe leiden dat landen toekomstige economische klappen moeilijker op kunnen vangen. Niet alleen hebben ze minder ruimte om geld te lenen, ook betalen ze een hogere rente dan landen met een lage schuld.
Coronasteun
Overheden in de eurozone gaven aanzienlijk meer uit om hun economie overeind te houden tijdens de coronacrisis en staken zich daar ook verder voor in de schulden. Zo ook Nederland, dat sinds vorig jaar in totaal al 76 miljard euro uitgaf aan steunmaatregelen om de gevolgen van de coronacrisis op te vangen.
De kloof tussen Noord- en Zuid-Europa is goed zichtbaar. De hoogste schuld werd traditiegetrouw gemeten in Griekenland (209,3 procent). Ook Italië zit met een schuld van 160 procent van het bbp in de gevarenzone.
In Estland het laagst
In Estland was de staatsschuld met 18,5 procent het laagst. Ook Bulgarije, het armste land van de Europese Unie, en Luxemburg doen het met een schuld van respectievelijk 25,1 en 28,1 procent goed. Nederland doet het met een schuld van 54,9 procent relatief goed.

De Europese begrotingsregels schrijven voor dat de staatsschuld van de lidstaten niet boven de 60 procent van het bbp mag komen en het begrotingstekort niet hoger mag zijn dan 3 procent.
Bezuinigen
Valt het begrotingstekort hoger uit dan 3 procent dan zou dat kunnen betekenen dat landen extra moeten bezuinigen, net zolang tot ze onder de 3 procent uitkomen.
Vanwege de coronacrisis zijn die regels voorlopig opgeschort. Overigens worden die afspraken al jaren geschonden, tot woede van landen met een hoge begrotingsdiscipine waaronder Nederland en Duitsland.