Het compenseren van de schade die Groningers hebben geleden door de aardgaswinning, levert de overheid een gepeperde rekening op. Weliswaar moet de NAM als veroorzaker van de schade deze vergoeden, maar het bedrijf stribbelt flink tegen en jaagt de overheid daarmee op kosten.
En daardoor is het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een flinke smak geld kwijt een de inhuur van schade-experts. Voor iedere euro aan schadevergoeding die wordt overgemaakt aan Groningers, is de overheid nog eens 56 eurocent kwijt aan kosten.
Disproportioneel, oordeelt de Algemene Rekenkamer, de onafhankelijke controleur van de overheidsfinanciën. Met andere woorden: zonde van het geld.

Ongeveer de helft van die 56 cent ging naar schade-experts die het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) inhuurde. Deze instantie coördineert de schadevergoedingen namens het ministerie. De schade wordt vervolgens verhaald op de NAM, het bedrijf dat de gaswinning uitvoert.
Gesteggel over de rekening
De NAM, eigendom van oliereuzen Shell en ExxonMobil, bekijkt deze claims met argusogen omdat het bedrijf alleen de schade wil vergoeden die is veroorzaakt door de gaswinning. Het bedrijf is doorlopend aan het steggelen met de overheid over welke kosten wel en niet door NAM vergoed moeten worden, valt te lezen in het onderzoek van de Rekenkamer.
De hoge kosten voor adviseurs worden weliswaar doorgerekend aan de NAM, maar uiteindelijk komt het grootste deel van de rekening toch weer bij de overheid terecht. In 2018 is met Shell en ExxonMobil namelijk afgesproken dat de overheid uiteindelijk voor 73 procent opdraait van alle kosten die horen bij het afbouwen van de gaswinning in Groningen.

Regel het anders
De Rekenkamer adviseert het ministerie van Binnenlandse Zaken om een andere betalingsafspraak te maken met het bedrijf. Zo zou de NAM eenmalig een afkoopsom kunnen betalen aan de overheid voor de schade.
Als de NAM niet van ieder huis een uitgebreid schaderapport zou moeten krijgen, kan het geld dat nu opgaat aan experts gebruikt worden om de Groningers efficiënter te helpen, suggereert de Rekenkamer.
Versterkingsactie
Naast het vergoeden van de schade is de overheid ook bezig met de zogeheten versterkingsoperatie. Deze wordt geleid door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Deze organisatie inventariseert voor bijna 27.000 Groningse huizen of deze versterkt moeten worden of niet. Huizen waarbij de kans op een dode door een aardbeving groter is dan één keer in de 100.000 jaar, moeten versterkt worden.
Alleen al het onderzoek of zo'n versterking nodig is, kost klauwen met geld. Vorig jaar was het ministerie hier bijna 300 miljoen euro aan kwijt. Gemiddeld kost het onderzoeken of een huis versterkt moet worden 50.000 euro per woning, schat het ministerie zelf.

Deze kosten worden gedeclareerd bij de NAM. Die heeft deze overigens nog niet allemaal betaald, omdat het bedrijf de info op de facturen onvoldoende vindt. Daarnaast vindt de NAM de methode die gebruikt wordt om te kijken wat de risico's zijn voor een gebouw bij een beving verouderd.
Van de 26.742 adressen die mogelijk versterkt moeten worden, was eind 2020 voor 7 procent duidelijk of versterking nodig is of niet.