Vrijheid voor ons, maar vooral voor hen
Geen buitenlucht, geen contact met anderen, slecht eten en een dramatische internetverbinding. Er zitten al meerdere dagen Nederlandse sporters, coaches en anderen op een klein kamertje in Tokio. Ze zijn besmet, maar niet melaats. En zo lijkt het soms wel.
Skateboardster Candy Jacobs was de eerste van de Nederlanders die naar het inmiddels beruchte quarantainehotel moest. Ik sprak haar meerdere keren, ik vroeg hoe het ging, hoe ze naar het skateboarden keek. Ze belde vaak met haar mede-skateboarders, en ongetwijfeld met vrienden en familie. Even leuk, die afleiding, maar het bleef bar en boos.
Het was zo erg, dat ze in staking ging. Candy zat zeven uur beneden in het hotel voor betere leefomstandigheden. Een paar minuten buiten, het was alles wat ze wilde. Tijdens de staking werd ze steeds in de gaten gehouden door iemand met zo'n welbekend coronapak aan. Ook voor die persoon geen pretje, het kan flink broeierig worden.
De uitkomst van de staking: onder begeleiding mocht ze een kwartier per dag naar een iets grotere kamer met anderen die ook waren besmet. Daar kon het raam dan even open. "Het is iets. Ik doe alles voor een zuchtje wind. Maar het is nog steeds vreselijk", zei ze toen.
Vandaag mocht ze eruit. Uit dat verschrikkelijke hotel 'Day Nice', zoals het heet. Ik stond voor de deur, om haar op te vangen. Een staflid van TeamNL haalde haar op. Met een kreet van opluchting kwam ze de door de deur. Het staflid applaudisseerde, alsof ze een enorm moeilijke trick had geland bij het skateboarden. Eindelijk stapte ze de gevangenis uit, want zo voelde het.
Zo snel als het kon wilde ze er vandoor. En begrijpelijk. Tas in de bus, nog even een kort interviewtje, en instappen. Ze hield zich sterk, zoals ze dat de hele week deed als ik haar sprak. Maar bij het wegrijden kwamen toch de tranen. Even de handen in de natte ogen, om vervolgens nooit meer achterom te hoeven kijken. Want wát een week was het.
Met de besmette sporters vergeleken hebben de journalisten - die niet besmet zijn - hier een luizenleventje. Er zijn flinke beperkingen, maar toch was ik er vrij snel aan gewend dat ik werd opgewacht bij de bus door mannen in gele hesjes die me naar het hotel begeleidden. Ook was het snel normaal dat ik maar een kwartier per dag - als een soort van vrije tijd - naar buiten mocht om een wandelingetje te maken. En ik was er snel aan gewend dat ik mezelf alleen met bus en taxi kon verplaatsen naar de sportstadions waar ik wilde zijn. Andere plekken waren verboden toegang.
Ik schrijf het in de verleden tijd, want op dezelfde dag dat Candy haar hotel uitstapt, hebben wij meer vrijheden gekregen. De trip in Tokio duurt nu 14 dagen, en dat betekent dat de quarantaineperiode voorbij is.
Vanaf nu mogen we met het ov, mogen we naar restaurants, en mogen we ommetjes maken zonder dat iemand kijkt of je binnen het kwartier terug bent. Het blijft hier noodtoestand, dus er blijven maatregelen van kracht zoals mondkapjes dragen en afstand houden, maar onze vrijheid is enorm vergroot. We moeten soms nog wel bewijzen dat we hier inderdaad al veertien dagen zijn. Maar dat is het dan ook.
Onze beperkingen van de afgelopen twee weken vielen in het niets als je ze vergelijkt met de mensen in het quarantainehotel. Ik hoefde niet te strijden voor frisse lucht, kon bananen of appels pakken wat ik wilde, en al kon ik niet overal heen, ik mocht me in ieder geval verplaatsen. Candy, Reshmie, Finn, Jean-Julien en alle anderen niet. En dat terwijl ik hier voor hen ben gekomen.
Misschien is vrijheid wel een veel te zwaar thema om in een column voor de Olympische Spelen te bespreken. Maar je wordt er tijdens deze Spelen toch dagelijks mee geconfronteerd. Is het niet door je eigen beperkte vrijheid, dan wel door die van de mensen in het hotel.
Tijdens de eerste vrije stappen buiten voel ik hoeveel het eigenlijk waard is. We lopen voor het eerst naar de metro, en het voelt gek dat niemand me controleert. We eten in een restaurant, en maken voor het eerst écht een wandeling door de stad. Ik waardeer het meer dan ooit.
'Eindelijk buiten'
Tokyo2020 mag koste wat kost geen zogenoemd superspreaderevent worden. Ik snap het. Maar de mensen die onverhoopt positief testen, wegstoppen in een kamertje zonder raam dat open kan? Het gaat ver.
De Spelen zijn bijna halverwege, en ik heb al fantastische sport gezien, maar toch. De kreet van Candy bij de deur van het hotel is het moment dat me van deze Spelen waarschijnlijk het meest bij gaat blijven.
Eindelijk buiten.